ECLI:NL:RBDHA:2024:19969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
AWB 24.13938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning voor zelfstandige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige had aangevraagd. Het bestreden besluit, genomen door de minister van Asiel en Migratie op 14 augustus 2024, wees deze aanvraag af. De verzoeker heeft op 3 september 2024 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de griffier op 12 september 2024 verzoeker per aangetekende brief heeft verzocht het verschuldigde griffierecht binnen twee weken te betalen. Echter, op 7 oktober 2024 ontving het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LCDR) de verzonden nota retour, omdat verzoeker de brief niet had opgehaald. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van verzoeker komt.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat het griffierecht niet was betaald en dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat verzoeker niet in verzuim was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/13938
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige afgewezen.
Verzoeker heeft op 3 september 2024 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter op 3 september 2024 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] buiten zitting uitspraak.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en artikel 8:41, zesde lid, van de Awb wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Op 12 september 2024 heeft het LCDR [2] op verzoek van de griffier verzoeker per aangetekende brief – verstuurd naar het door verzoeker opgegeven adres – verzocht het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 7 oktober heeft het LCDR de verzonden nota retour ontvangen. Uit de informatie van PostNL blijkt dat verzoeker de brief niet heeft opgehaald bij het PostNL-punt. De voorzieningenrechter mag er in beginsel van uitgaan dat verzoeker een afhaalbericht van deze aangetekende brief heeft ontvangen. Het niet afhalen van een aan hem geadresseerd aangetekend poststuk is een omstandigheid die voor rekening en risico van verzoeker komt.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Verder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.