ECLI:NL:RBDHA:2024:19968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
AWB 24.13940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had op 3 september 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 augustus 2024, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige was afgewezen. Gelijktijdig met het indienen van het bezwaar, verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan. Tijdens de procedure is vastgesteld dat het griffierecht, dat op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb geheven wordt, niet was betaald. De griffier had de verzoeker op 12 september 2024 per aangetekende brief verzocht om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief was echter retour ontvangen omdat de verzoeker deze niet had opgehaald.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van de verzoeker komt. Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de verzoeker niet in verzuim was, werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/13940
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige afgewezen.
Verzoeker heeft op 3 september 2024 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter op 3 september 2024 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] buiten zitting uitspraak.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en artikel 8:41, zesde lid, van de Awb wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Op 12 september 2024 heeft het LCDR [2] op verzoek van de griffier verzoeker per aangetekende brief – verstuurd naar het door verzoeker opgegeven adres – verzocht het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 7 oktober heeft het LCDR de verzonden nota retour ontvangen. Uit de informatie van PostNL blijkt dat verzoeker de brief niet heeft opgehaald bij het PostNL-punt. De voorzieningenrechter mag er in beginsel van uitgaan dat verzoeker een afhaalbericht van deze aangetekende brief heeft ontvangen. Het niet afhalen van een aan hem geadresseerd aangetekend poststuk is een omstandigheid die voor rekening en risico van verzoeker komt.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Verder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.