Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had op 3 september 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 augustus 2024, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige was afgewezen. Gelijktijdig met het indienen van het bezwaar, verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan. Tijdens de procedure is vastgesteld dat het griffierecht, dat op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb geheven wordt, niet was betaald. De griffier had de verzoeker op 12 september 2024 per aangetekende brief verzocht om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief was echter retour ontvangen omdat de verzoeker deze niet had opgehaald.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van de verzoeker komt. Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de verzoeker niet in verzuim was, werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.