ECLI:NL:RBDHA:2024:19933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.44295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die een V-nummer heeft, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 8 november 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser een maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding. Op 12 november 2024 werd de maatregel van bewaring opgeheven, waarna partijen toestemming verleenden voor schriftelijke behandeling van de zaak. De gemachtigde van eiser diende op 18 november 2024 de gronden van het beroep in, waarop verweerder op 21 november 2024 reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 22 november 2024.

De rechtbank overwoog dat als de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank stelde vast dat de maatregel van bewaring was opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang, maar dat deze niet mocht worden voortgezet indien er bijzondere individuele omstandigheden waren die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. Aangezien de maatregel op 12 november 2024 was opgeheven, beperkte de rechtbank haar beoordeling tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding. Eiser voerde aan dat de beschikking niet in een begrijpelijke taal was overhandigd, omdat hij onvoldoende Frans sprak en een tolk Pulaar nodig had. De rechtbank concludeerde echter dat er geen bewijs was dat eiser met een tolk Pulaar had moeten worden gehoord en dat er geen communicatieproblemen waren met de gebruikte beëdigde tolk Frans. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 12 november 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 18 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 21 november 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 22 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Als de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Omdat de bewaring op 12 november 2024 is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank kan, als de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding toekennen. [1]
4. Eiser voert aan dat verweerder bij de uitreiking van het besluit gebruik heeft gemaakt van een tolk Frans. Eiser is de Franse taal echter niet voldoende machtig dus de beschikking is niet aan eiser kenbaar gemaakt in een begrijpelijke taal. Eiser had een tolk Pulaar nodig.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Uit het proces-verbaal gehoor en het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt dat er gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk Frans. Niet is gebleken dat eiser had moeten worden gehoord met een tolk Pulaar. Verder is evenmin gebleken dat op enig moment in de procedure sprake is geweest van communicatieproblemen tussen eiser en de gebruikte beëdigde tolk Frans. Dat de beschikking dan ook niet aan eiser kenbaar is gemaakt in een taal die hij begrijpt, is niet gebleken.
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 106 Vw.