ECLI:NL:RBDHA:2024:199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
NL23.23794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit op grond van geloofwaardigheid en politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Algerijnse eiser. De eiser had op 24 oktober 2022 asiel aangevraagd, na eerder in 2021 een aanvraag te hebben gedaan die niet in behandeling werd genomen. De rechtbank behandelde het beroep van de eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag had afgewezen. De eiser stelde dat hij vreesde voor vervolging in Algerije vanwege een lening bij de overheid en kritiek op de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig achtte, maar de vrees voor vervolging niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser geen fundamentele politieke overtuiging had en dat hij niet in de negatieve aandacht van de Algerijnse autoriteiten stond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23794

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. T.J.A.J. Tichelaar en mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Inleiding

In het besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ajdid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Algerijnse nationaliteit.
2. Op 19 augustus 2021 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. In het besluit van 12 april 2022 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk was. In de uitspraak van 29 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4131, heeft de rechtbank Den Haag het daartegen door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard. Op 10 juni 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eiser wordt opgenomen in de nationale asielprocedure omdat hij niet tijdig kon worden overgedragen aan Spanje.
3. In deze zaak gaat het om eisers asielaanvraag van 24 oktober 2022. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij is ingegaan op een aanbod om een lening af te sluiten bij de Algerijnse overheid, waarmee hij een bakkerijwilde beginnen. Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij slechtere bakkersapparatuur geleverd heeft gekregen dan voor hem besteld was, zodat hij geen goed lopende onderneming heeft kunnen starten en daardoor zijn schuld aan de overheid niet heeft kunnen terugbetalen. Eiser vreest daarom dat hij bij terugkeer naar Algerije een lange gevangenisstraf krijgt. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij een video op internet heeft geplaatst waarin door hem kritiek wordt geuit op de Algerijnse overheid. Hierdoor vreest eiser bij terugkeer naar Algerije te worden vervolgd door de overheid of te worden bestraft door nationalisten.
Standpunten van partijen
4. In het bestreden besluit heeft verweerder deze asielaanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eiser een schuld heeft bij de Algerijnse overheid vanwege een starterslening. Dat eiser een video met kritiek op de Algerijnse overheid heeft geplaatst, heeft verweerder wel geloofwaardig geacht. Eiser komt volgens verweerder echter niet in aanmerking voor een asielvergunning, omdat hij geen fundamentele politieke overtuiging heeft en omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Algerijnse autoriteiten staat.
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij een schuld heeft bij de Algerijnse overheid vanwege een starterslening. Daarbij wijst hij op de eerder door hem bij verweerder ingediende correcties en aanvullingen en zienswijze. Volgens eiser heeft hij vanwege psychische problemen veel moeite om gebeurtenissen correct in de tijd te plaatsen. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder niet goed heeft gemotiveerd waarom hij ondanks het plaatsen van de kritische video geen risico zou lopen bij terugkeer naar Algerije.
6. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat de door eiser gestelde schuld bij de Algerijnse overheid vanwege een starterslening op goede gronden ongeloofwaardig is geacht. Daarnaast heeft verweerder meegedeeld dat in het bestreden besluit ten aanzien van eisers politieke overtuiging niet is uitgegaan van het juiste toetsingskader, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688 (
S. en A. tegen Nederland). In dat arrest is namelijk geoordeeld dat voor het aannemen van een politieke overtuiging geen bepaalde mate van diepgeworteldheid mag worden vereist. Wel handhaaft verweerder het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Algerijnse autoriteiten staat.
7. Op wat eiser aanvoert zal hierna verder worden ingegaan. De rechtbank zal de afwijzing van de asielaanvraag van eiser beoordelen aan de hand van de beroepsgronden.
Geloofwaardigheid
8. Allereerst volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij vanwege psychische problemen niet goed heeft kunnen verklaren over zijn asielrelaas. Eiser heeft namelijk het bestaan van dergelijke problemen niet met medische stukken of anderszins onderbouwd. Daar komt nog bij dat eiser zelfs over zijn eigen leeftijd tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, waarbij er niet een korte periode maar meerdere jaren verschil tussen de verklaringen zit. Daarnaast kan uit de gehoorrapporten worden afgeleid dat eiser in grote lijnen consistent heeft kunnen verklaren over zijn reis naar Nederland en over welke perioden hij in de door hem doorgereisde landen heeft verbleven. Dit brengt met zich dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft kunnen uitgaan van de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd.
9. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn werkhistorie. Waar eiser in het aanmeldgehoor alleen heeft verklaard over een opleiding bij een drukkerij en verder geen andere opleidingen/cursussen te hebben gedaan en werkzaamheden als taxichauffeur, heeft eiser in het nader gehoor eerst verklaard dat hij van zijn 15e tot zijn 19e bij een bakker heeft gewerkt en later dat hij slechts korte tijd bij een patisserie heeft gewerkt. Mede gelet op de door eiser zelf gestelde ervaring met het bakkersvak, heeft verweerder daarnaast niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij opvallend weinig heeft kunnen verklaren over bakkerswerkzaamheden.
10. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de levering van de bakkersapparatuur. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat het om één apparaat ging, maar anderzijds dat het meerdere apparaten betrof. Daarnaast heeft eiser enerzijds verklaard dat het ging om een bestelling ter waarde van 5 miljoen dinar, maar anderzijds dat het 500 miljoen dinar betrof. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over waar hij degene bij wie hij de apparatuur heeft besteld heeft leren kennen. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat dit in de bakkerij was waar hij werkte, maar anderzijds dat dit bij een uitzendbureau voor jongeren was.
11. Ten slotte heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het niet geloofwaardig is dat eiser nog jaren na de gestelde levering zonder problemen in Algerije heeft kunnen verblijven, terwijl eiser die levering nu opvoert als reden om asiel aan te vragen. Al met al heeft verweerder de door eiser gestelde schuld bij de Algerijnse overheid vanwege een starterslening niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Zwaarwegendheid
12. Niet in geschil is dat eiser in februari of maart 2023 één video op internet heeft geplaatst waarin kritiek wordt geuit op de Algerijnse overheid. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd overwogen dat hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat eiser op dit moment in de negatieve aandacht van de Algerijnse autoriteiten staat. Sindsdien is eiser niet meer politiek actief geweest. De omstandigheid dat eiser eerst ter zitting heeft gesteld dat hij wenst door te gaan met kritische politieke uitingen, leidt daarom niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.]
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.