ECLI:NL:RBDHA:2024:19890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
NL24.38113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, had een asielaanvraag ingediend die door de minister niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 25 november 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door mr. S. Deniz.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat zijn overdracht aan Duitsland zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM, omdat hij daar bedreigd zou worden door leden van de AYE cult. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen bijzondere individuele omstandigheden had aangevoerd die zouden maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid zou betekenen.

De rechtbank concludeerde dat Duitsland, net als Nederland, partij is bij het EVRM en dat eiser in Duitsland de mogelijkheid heeft om hulp te vragen aan de autoriteiten. Er was geen bewijs dat Duitsland niet in staat zou zijn om eiser te beschermen. Daarom was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.38113 (beroep) en NL24.38114 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

In het besluit van 1 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag
van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland hiervoor verantwoordelijk
is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht
om een voorlopige voorziening te treffen.
De zaken zijn samen op 25 november 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde
zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door
zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank, evenals de
voorzieningenrechter, onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt
genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat
hiervoor verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om
terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser heeft aangevoerd dat zijn overdracht aan Duitsland zal leiden tot schending
van artikel 3 van het EVRM, [2] omdat de Duitse autoriteiten niet in staat zullen zijn hem te
beschermen tegen de wraak van de AYE cult. Eiser wordt door AYE beschuldigd van fraude en is daarom met de dood bedreigd. Eiser kwam cultleden tegen in Duitsland, waarna hij besloot te vertrekken.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft
gesteld dat dit niet wegneemt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke
behandeling van eisers asielverzoek.
Duitsland is net als Nederland partij bij het EVRM. Bij voorkomende problemen kan eiser
de Duitse autoriteiten of daarvoor geschikte instanties benaderen. Niet is gebleken dat zij
eiser niet kunnen of willen helpen. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat hij niet tijdig hulp
zal krijgen van de Duitse autoriteiten als hij een hulpoproep zou moeten doen.
4. Eiser heeft geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren gebracht die
maken dat een overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Omdat de rechtbank op het beroep van eiser beslist en dit ongegrond verklaart, is
een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om
die reden af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat gelet op de uitkomst in de beide zaken
geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024 door mr. M. Kraefft,
(voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.

Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/213
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden