ECLI:NL:RBDHA:2024:1989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek en schadevergoeding in vreemdelingenbewaring met zicht op uitzetting naar Marokko
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiser, die in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, die op 18 juli 2023 was opgelegd. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 werd het herzieningsverzoek behandeld, waarbij eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring op 4 januari 2024 was opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring tot 29 december 2023 rechtmatig was en dat de onrechtmatigheid zich pas voordeed vanaf 3 januari 2024, toen eiser 182 dagen in bewaring verbleef. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van €200,- voor de twee dagen dat de maatregel onrechtmatig was. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, vastgesteld op €1.750,-. De rechtbank wees het verzoek om herziening af, omdat de eerder aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De uitspraak werd gedaan door rechter E.B.J. van Elden, in aanwezigheid van griffier G. de Man, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.