ECLI:NL:RBDHA:2024:19876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
09/249068-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte O. Dimopoulos-Ali wegens diefstal en poging tot diefstal

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte O. Dimopoulos-Ali, geboren op [geboortedag] 2001 te Griekenland. De verdachte was op dat moment gedetineerd en werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen daartoe. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, dat op 15 november 2024 plaatsvond, een vonnis gewezen. De officier van justitie, mr. S. Heslinga, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.B. Brouwer, vrijspraak bepleitte voor enkele feiten en zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank voor andere feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van gereedschap dat toebehoorde aan Vastgoed Total Service Maatschappij en pogingen tot diefstal van een personenauto en gereedschap van andere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de feiten, waaronder diefstal met braak en poging tot diefstal. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten bevatte.

De rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis niet wordt afgetrokken van de duur van de maatregel. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [naam 1], ter hoogte van € 67,--, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en de bijzondere voorwaarden van een eerdere voorwaardelijke veroordeling opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/249068-24, 09/241907-24 (ttz. gev.), 09/238897-24 (ttz. gev.) en 09/078459-23 (tul)
Datum uitspraak: 29 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Griekenland),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats], locatie [locatie].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.B. Brouwer naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft de voeging bevolen van de dagvaarding met parketnummer 09/249068-24 (hierna te noemen dagvaarding I) met de dagvaarding met parketnummer 09/241907-24 (hierna te noemen dagvaarding II) en de dagvaarding met parketnummer 09/238897-24 (hierna te noemen dagvaarding III).

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. dagvaarding I:
1
hij op of omstreeks 2 augustus 2024 te 's-Gravenhage een of meerdere gereedschappen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Vastgoed Total Service Maatschappij, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 2 augustus 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. dagvaarding II:
hij op of omstreeks 27 juli 2024 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een goed en/of een personenauto (merk: Jaguar, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6], in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, het portier van voornoemde personenauto heeft geprobeerd open te trekken en/of open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. dagvaarding III:
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer stuk(s) gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen gereedschap onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
T.J. Liefhebber op of omstreeks 23 juli 2024 te 's-Gravenhage één of meer stuk(s) gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2], in elk geval aan een ander dan aan die Liefhebber toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die Liefhebber zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen gereedschap onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 juli 2024 te 's-Gravenhage, opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1 en 2, bij dagvaarding II en bij dagvaarding III primair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het bij dagvaarding II en III tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van dagvaarding II en III
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
t.a.v. dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024239523, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 75).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6], opgemaakt op 27 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 9 - 10):
Ik ben eigenaar van een zwarte Jaguar voorzien van het kenteken 93-NRX-4. Ik heb mijn voertuig geparkeerd op de Treubstraat tegenover nummer 27 omstreeks 22:00 's-avonds. Ik sloot mijn voertuig af middels elektronisch slot, middels mijn afstandsbediening. Omstreeks 04:30 uur stond politie voor de deur en verklaarde dat mogelijk personen hadden in proberen te breken in mijn voertuig. Ik zag dat er schade zat aan de bestuurderszijde, die ik niet herkende. Ik zag dat dit kleine krasjes waren, alsof er een pinnetje was gestoken in de gleuf van portier aan bestuurderszijde.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige A. Azaroiali, opgemaakt op 27 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 15 - 16):
Ik zag dat drie personen in voertuigen aan het kijken waren. Dit was aan de Treubstraat in Rijswijk. Ik zag dat de mannen aan het donkerkleurige voertuig zaten te rommelen. Ik zag dat ze onder andere aan de portieren zaten en ik hoorde lawaai. Dat was vannacht om 02:45 uur. Ik hoorde geluiden waardoor ik het idee had dat zij aan het inbreken waren. Ik zag dat de politieagenten de juiste man aanhielden.
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 27 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 57 - 59):
Op 27 juli 2024 omstreeks 02:48 uur werd ik, verbalisant, naar de Treubstraat in Rijswijk gestuurd. Aldaar zou ter hoogte van perceelnummer 12 mogelijk worden ingebroken in een voertuig. Hier aangekomen zag ik een man op de stoep staan. Ik liep naar de man toe. Ik vorderde van hem een identiteitsbewijs ter inzage. Ik zag dat de man mij een Grieks identiteitsbewijs overhandigde. De man bleek te zijn genaamd [de verdachte], geboren op [geboortedag] 2001 te Griekenland. Ik deelde Dimopoulos-Ali direct mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Ik zag dat hij zwarte handschoentjes en pincet uit zijn zak pakte.
t.a.v. dagvaarding III:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024234437, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 92), een aanvullend procesdossier (doorgenummerd pagina 1 t/m 6) en nog een aanvullend procesdossier (doorgenummerd 1 t/m 13).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2], opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 7 - 8):
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn werkbus met kenteken [keneteken]
,gepleegd op de Genestetlaan in Den Haag op 23 juli 2024. Bij de diefstal zijn verschillende gereedschappen van mij weggenomen. Deze werkbus en het gereedschap behoren toe aan het bedrijf waarvan ik de eigenaar ben
,Houtweg Beheer B.V.. Rond 08:30 uur werd ik gebeld door de recherche dat er in mijn werkbus vannacht is ingebroken. U toont mij een shoppertas van de Hoogvliet met daarin verscheidene elektronisch gereedschap. Ik herkende de gereedschappen, maar nam voor de zekerheid een foto. Deze foto heb ik getoond aan mijn medewerker [naam 3]. Ik hoorde hem zeggen dat hij zeker weet dat al het gereedschap uit de tas door hem herkend wordt. Dit gereedschap betreft dan:
- Multitool van het merk Einhell, blauw met zwart van kleur;
- Schroeftol van het merk Parkside met accu, donkergroen en zwart van kleur;
- Schroeftol/boormachine van het merk Parkside met accu, donkergroen en zwart van kleur;
- Bouwheater van het merk Black and Decker, blauwgroen en zwart van kleur.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 21):
Ik sprak telefonisch met de melder van het strafbare feit, [naam 4]. Ik hoorde [naam 4] zeggen dat hij woonachtig is op De Genestetlaan 113 in Den Haag. Hij gaf aan dat rond 01:15 een hard geluid buiten op straat zijn aandacht trok. Ik hoorde [naam 4] zeggen dat hij naar het raam liep om te zien waar het geluid vandaan kwam. Ik hoorde hem vervolgens zeggen dat hij naar beneden keek naar twee personen
die bij een schuifdeur van een werkbus stonden. Ik hoorde hem zeggen dat een van de twee personen in de bus probeerde te klimmen. Ik hoorde [naam 4] zeggen dat hij zag dat de twee personen met twee fietsen waren.
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 55 - 56):
Op 23 juli 2024 omstreeks 01:15 uur hoorde ik een melding aan de Genestetlaan ter hoogte van perceelnummer 113 te 's-Gravenhage. Aldaar zouden twee personen in een bus aan het inbreken zijn. Ik zag ter plaatse een witte bus staan welke was opengebroken. Ik zag dat de aan de rechterkant van de bus de schuifdeur was verbogen. Ik zag een man voor het perceel staan. Ik hoorde hem zeggen dat hij de inbraak had gezien en dat twee personen waren weggefietst. Ik zag een persoon fietsen die voldeed aan het opgegeven signalement. Ik zag dat de persoon een man
betrof. Ik zag dat hij een blauwe bigshopper om zijn stuur had hangen. Ik keek wat er in de blauwe bigshopper zat. Ik zag dat dit allerlei gereedschappen betroffen. Op 23 juli 2024 om 01:30 uur hield ik de verdachte aan ter zake gekwalificeerde diefstal.
4. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 6 aanvullend procesdossier):
Ik hoorde dat was ingebroken in een voertuig dat aan de De Genestetlaan ter hoogte van nummer 123 te s-Gravenhage stond
ende schuifdeur opengebroken was. Ik zag dat het een witte Mercedes-Benz Vito 109 CDI betrof voorzien van een Nederlandse kentekenplaat [keneteken]. Door mij werden de greepsporen bemonsterd op de eventuele aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal en de bemonsteringen veiliggesteld voor een eventueel DNA-onderzoek. De volgende sporen werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL1500-2024234437-155281
SIN: AARR4977NL
Datum/tijd veiligstellen: 23 juli 2024 om 09:45 uur
Plaats veiligstellen: Schuifdeur van mercedesbenz rechtsboven
Spoornummer: PL1500-2024234437-155282
SIN: AARR4978NL
Datum/tijd veiligstellen: 23 juli 2024 om 09:50 uur
Plaats veiligstellen: Schuifdeur mercedesbenz bovenzijde 15cm links vd
rechterpunt.
5. Het rapport forensisch DNA-onderzoek, op 16 augustus 2024 opgemaakt en ondertekend door dr. M. Moorloag, NRGD-geregistreerd DNA-deskundige, voor zover inhoudende (aanvullend procesdossier):
Bemonstering: Schuifdeur van Mercedes Benz rechtsboven AARR4977NL. Mogelijke donor van DNA: Verdachte O. Dimopoulos-Ali (DNA-hoofdprofiel).
Bemonstering: Schuifdeur van Mercedes Benz bovenzijde 15cm links vd rechterpunt AARR4978NL. Mogelijke donor van DNA: Verdachte O. Dimopoulos-Ali (DNA-hoofdprofiel).
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van dagvaarding I
De rechtbank zal voor de feiten bij dagvaarding I onder 1 en 2 volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren namelijk ter terechtzitting
bekend en de raadsman heeft hiervan geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024246279, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 71).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1 en 2:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 november 2024;
t.a.v. feit 1:
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5], opgemaakt op 2 augustus 2024 (p. 7 - 8);
t.a.v. feit 2:
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1], opgemaakt op 2 augustus 2024 (p. 41 - 43).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 1 en 2, dagvaarding II en dagvaarding III primair ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
t.a.v. dagvaarding I:
1
hij op 2 augustus 2024 te ’s-Gravenhage gereedschap, dat aan Vastgoed Total Service Maatschappij toebehoorde
,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak;
2
hij op 2 augustus 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, dat/die aan [naam 1] toebehoorde(n)
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. dagvaarding II:
hij op 27 juli 2024 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om goed en/of een personenauto (merk: Jaguar, kleur: zwart), die aan [naam 6], toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, het portier van voornoemde personenauto heeft geprobeerd open te trekken en/of open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. dagvaarding III primair:
hij op 23 juli 2024 te 's-Gravenhage gereedschap, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde
,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet wordt afgetrokken van de duur van die maatregel.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen omdat er nog voldoende mogelijkheden zijn om hem ambulant te begeleiden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de ISD-maatregel voor maximaal een jaar op te leggen en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van de maatregel in voorarrest heeft gezeten wel af te trekken van de duur van die maatregel.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen en twee pogingen daartoe. Dergelijke feiten leveren voor de slachtoffers en de maatschappij schade en overlast op en zijn daardoor hinderlijke strafbare feiten.
De verdachte heeft zich blijkens zijn strafblad van 24 oktober 2024 ook al eerder meermaals schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensfeiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor over de verdachte van 18 oktober 2024, opgemaakt door G. Out. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog. Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten Dit staat in relatie tot zijn middelengebruik. Bij de verdachte is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden, waaronder huisvesting, financiën, dagbesteding, middelengebruik en zijn houding. Het ontbreekt de verdachte aan beschermende factoren die de kans op recidive kunnen verkleinen. De reclassering heeft getracht door middel van eerdere reclasseringstrajecten behandeling c.q. begeleiding aan te bieden. Door het niet nakomen van afspraken was de verdachte niet of onvoldoende in beeld bij de reclassering waardoor begeleiding en behandeling niet tot stand is gekomen. De verdachte trekt zijn eigen plan en stelt zich niet begeleidbaar op, waardoor een verplicht reclasseringscontact op dit moment door de reclassering niet haalbaar wordt geacht. Ondanks het huidige reclasseringsonderzoek is er veel onduidelijk gebleven over de verdachte, vooral op de leefgebieden middelengebruik en psychosociaal functioneren. Dit is inherent aan het feit dat de verdachte tijdens het huidige onderzoek wederom geen openheid van zaken gaf over zichzelf, niet opnieuw in gesprek wenste te gaan met de reclassering en niet heeft mee willen werken aan de uitvoering van verdiepingsdiagnostiek. Doordat de verdachte besloten heeft hieraan niet mee te willen werken, kan er geen nader onderzoek gedaan worden naar welke (klinische) behandeling passend voor hem is. De reclassering is van mening dat een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden een herhaling van zetten zou zijn. Een voorwaardelijke ISD-maatregel ligt eveneens niet in de rede omdat de verdachte niet mee wenst te werken aan verdiepingsdiagnostiek ten einde een passende kliniek te vinden. Volgens de reclassering zullen beide modaliteiten geen significant effect hebben op het verkleinen van de hoge kans op recidive. De reclassering concludeert dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel het meest passend is.
Ter terechtzitting heeft G. Out, gehoord als deskundige, namens GGZ Reclassering Fivoor verklaard dat de verdachte nog niet kan worden aangemeld voor een klinische behandeling omdat de reclassering onvoldoende informatie heeft op basis waarvan kan worden bepaald in welke kliniek de verdachte kan worden geplaatst. De reclassering heeft, ondanks daartoe meerdere pogingen te hebben gedaan om met de verdachte in contact te komen, niet met de verdachte kunnen bespreken of hij diagnostisch wilde worden onderzocht, waardoor de reclassering is uitgekomen op het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Out heeft verklaard dat zij blijft bij dit advies.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank overweegt dat de in het verleden aan de verdachte opgelegde straffen er kennelijk niet toe hebben geleid dat de verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Uit het advies van de reclassering volgt dat er op dit moment geen alternatieven zijn voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt, gaat nu het belang van de samenleving voor. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om de ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de verslavingsproblemen van de verdachte en om herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 67,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet voldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag Immers ziet de schadepost op de eigen bijdrage die de benadeelde heeft moeten afdragen ter reparatie van de gebroken autoruit, en voorts heeft verdachte bekend deze ruit te hebben gebroken. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 67,--, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 67,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald,
ten behoeve van [naam 1].

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 2 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard dat van het voorwerp op de beslaglijst met nummer 1 afstand is gedaan door de verdachte. De raadsman heeft verzocht de op de beslaglijst met nummer 2 vermelde voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 1 afstand gedaan, hetgeen de rechtbank dan ook zal vermelden in het dictum.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit is begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van 18 oktober 2024 tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/078459-23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden afgewezen, nu zij heeft gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts wel verzocht de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden bijzondere voorwaarden in die zin te wijzigen, dat zij worden opgeheven.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen en de bijzondere voorwaarden te laten voortduren, zodat de verdachte begeleiding kan krijgen en geen ISD-maatregel hoeft te worden opgelegd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/078459-23 opheffen, als bedoeld in artikel 14c, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank zal eveneens de opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/078459-23 opheffen, als bedoeld in artikel 14c, zevende lid, Sr.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging daarvan zich niet verhoudt met de oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 57, 38m, 38n, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2, dagvaarding II en dagvaarding III primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding I feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding II:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding III primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2(
TWEE)
JAREN;
de vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 67,-- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1];
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 67,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 1 dag. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerpen, te weten: twee handschoenen;
van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 1, te weten: onderdelen van een pincet, is afstand gedaan door de verdachte;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
heft op de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf met parketnummer 09/078459-23;
heft op de opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/078459-23;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf met parketnummer 09/078459-23.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. T. Ketelaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2024.