ECLI:NL:RBDHA:2024:19874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/09/673011 / JE RK 24-1717
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met wegloopgedrag

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 november 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp van een minderjarige, geboren in 2009. De minderjarige vertoont hardnekkig wegloopgedrag en is meerdere keren voor langere tijd vermist geweest. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om neuropsychologisch onderzoek te laten uitvoeren om de oorzaak van het gedrag en mogelijke onderliggende problematiek vast te stellen. De minderjarige heeft aangegeven bij haar zus te willen wonen, maar er moet worden onderzocht of deze plaatsing mogelijk en wenselijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een gesloten accommodatie verblijft en dat er ernstige zorgen zijn over haar welzijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 november 2025 en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen na deze periode. De kinderrechter benadrukt het belang van de betrokkenheid van een jeugdbeschermer en de noodzaak van hulpverlening voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/673011 / JE RK 24-1717
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Ramsoedh te Delft.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
J.B. [naam 1] , de zus van [de minderjarige] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 september 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 12 november 2024.
  • het rapport van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) van 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder;
- de zus.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van haar advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toestemming van [de minderjarige] samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft op een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij Harreveld.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 18 november 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 augustus 2024 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 18 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de gecertificeerde instelling een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds februari 2024 verblijft [de minderjarige] op een gesloten groep. Het is voor [de minderjarige] lange tijd rumoerig geweest doordat ze de afgelopen twee jaar afwisselend op gesloten en open groepen heeft verbleven. [de minderjarige] liep regelmatig weg. In juli 2024 is ze ruim tien dagen vermist geweest en vanaf eind augustus 2024 ruim vier weken. In die periodes heeft [de minderjarige] zich opnieuw in onveilige situaties begeven waarbij de politie haar in zorgwekkende toestand heeft gevonden. [de minderjarige] ziet zelf niet in dat ze zichzelf in onveilige situaties brengt. De hulpverlening en therapieën lijken daarnaast onvoldoende te beklijven bij [de minderjarige] . Ook is volgens de gecertificeerde instelling sprake van een hardnekkig patroon binnen het gezin. Ondanks de inzet van systeemtherapie en ouderbegeleiding is het niet gelukt om dit te doorbreken. De afgelopen weken heeft [de minderjarige] positieve stappen gezet. De komende periode zal er een plan voor [de minderjarige] worden opgesteld zodat ze social media gebruik, verlof, sport en werk weer kan opbouwen. Het MDFT heeft inmiddels een gesprek gevoerd met de moeder en zal binnenkort de zus spreken. Hieruit volgt of plaatsing van [de minderjarige] bij de zus of de moeder mogelijk en wenselijk is. De zus beschikt op dit moment niet over een woning waardoor [de minderjarige] mogelijk tussentijds bij de moeder zal moeten verblijven. De gecertificeerde instelling acht de verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk zodat binnen die periode onderzocht kan worden of [de minderjarige] bij de moeder of de zus kan worden geplaatst en welke hulpverlening hiervoor zal moeten worden opgestart.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [de minderjarige] heeft aangegeven graag bij haar zus of moeder te willen wonen en dat ze beseft dat zij dit zelf tegen werkt door steeds weg te lopen. Indien de machtiging wordt uitgesproken verzoekt [de minderjarige] de machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en voor het overige af te wijzen.
4.2.
Door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder geeft aan dat de band met [de minderjarige] is verbeterd. De moeder benoemt dat ze [de minderjarige] uit eigen initiatief haar verhaal laat doen in plaats van zelf vragen te stellen om duidelijk te krijgen wat [de minderjarige] in de periode dat zij weg was, heeft gedaan. Op deze manier ervaart de moeder meer toenadering van [de minderjarige] en minder onderlinge spanning.
4.3.
Desgevraagd heeft de zus naar voren gebracht dat ze binnen afzienbare tijd een woning krijgt in de regio Rotterdam. De zus geeft aan dat ze een goede band met [de minderjarige] heeft en dat zij open met elkaar praten. Zij wil [de minderjarige] graag in huis nemen om haar te begeleiden, waarbij de verantwoordelijkheid voor [de minderjarige] bij de moeder blijft liggen.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd ernstige zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] vertoont hardnekkig wegloop gedrag waarbij ze verschillende keren voor langere tijd vermist is geweest. Het is op deze momenten onduidelijk waar en met wie ze is. De kinderrechter acht het zeer zorgelijk dat [de minderjarige] in zorgwekkende toestand is aangetroffen door de politie en heeft verklaard (onveilige) gemeenschap te hebben gehad met (meerderjarige) mannen. Het lukt [de minderjarige] nog onvoldoende om in te zien dat ze zichzelf steeds in onveilige situaties plaatst. [de minderjarige] heeft aangegeven graag bij haar zus of moeder te willen wonen. Tijdens een bezoekmoment bij de zus heeft [de minderjarige] zich echter ook onttrokken aan de zus en is zij wederom weggelopen. Door het wegloopgedrag van [de minderjarige] is het vertrouwen van de jeugdbeschermer, hulpverleners, de moeder en de zus beschadigd. Het is noodzakelijk dat de komende periode neuropsychologisch onderzoek wordt opgestart zodat de oorzaak van het gedrag van [de minderjarige] en mogelijke onderliggende problematiek kan worden vastgesteld. Vervolgens dient de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] te worden opgestart. Het is dan ook belangrijk dat een jeugdbeschermer betrokken blijft. Gelet op het feit dat het neuropsychologisch onderzoek nog moet starten en daarna de benodigde hulpverlening nog van de grond moet gaan komen, acht de kinderrechter een jaar voor de verlenging passend.
5.3.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Machtiging gesloten jeugdhulp
5.4.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.5.
Begin dit jaar is [de minderjarige] op een gesloten groep geplaatst. Ze verblijft sinds september 2024 bij Harreveld. Op dit moment is plaatsing van [de minderjarige] bij de zus of de moeder niet in haar belang. De afgelopen periode heeft [de minderjarige] veelvuldig wegloopgedrag laten zien, ook op het moment dat ze bij de zus verbleef. Door de fysieke klachten van de moeder is het niet mogelijk om [de minderjarige] (tijdelijk) bij de moeder te plaatsen. De zus beschikt momenteel nog niet over een woning, maar krijgt naar verwachting binnen afzienbare tijd een woning in de regio Rotterdam aangewezen. Deze woning is ruim genoeg om in de toekomst met [de minderjarige] te kunnen wonen. Het is noodzakelijk dat de komende periode wordt onderzocht of plaatsing van [de minderjarige] bij de zus mogelijk en wel wenselijk is. Hiervoor zal het MDFT gesprekken voeren met de zus. Indien gewerkt kan worden aan thuisplaatsing bij de zus is het noodzakelijk dat dit niet te overhaast gebeurd. Om te bewerkstelligen dat de overplaatsing goed verloopt is het belangrijk dat de benodigde hulpverlening wordt ingezet. Door het vele weglopen in de afgelopen periode waarbij [de minderjarige] zich in onveilige situatie heeft begeven waarvan de precieze omvang niet bekend is, is een plaatsing op een open groep nu ook niet mogelijk.
De kinderrechter acht een verlenging van drie maanden passend en geboden. In die maanden kan onderzocht worden of [de minderjarige] bij de zus geplaatst kan worden, kan de hulpverlening worden opgestart en kan na drie maanden worden beoordeeld hoe de situatie verlopen is en wat de vervolgstappen moeten zijn.
5.6.
De kinderrechter verleent de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor drie maanden en houdt het overige aan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 18 november 2025;
6.2.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 november 2024 tot 18 februari 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 18 februari 2025,
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder;
- de zus;
- [de minderjarige] ;
- de advocaat van [de minderjarige] , mr. A. Ramsoedh.
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan voornoemde zitting een
schriftelijke updatezoals hierboven genoemd aan de rechtbank en de belanghebbende te doen toekomen.
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 november 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.