In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2008, voelt zich afgewezen door beide ouders en heeft na een suïcidepoging geen passende hulpverlening ontvangen. De ouders hebben niet kunnen verschijnen op een belangrijke afspraak met de crisis-GGZ, wat heeft geleid tot een gebrek aan ondersteuning voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de relatie tussen de minderjarige en haar ouders moeizaam is en dat thuisplaatsing momenteel niet in haar belang is. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter benadrukt de noodzaak van hulpverlening voor de minderjarige, gericht op traumaverwerking en verbetering van haar zelfbeeld, en het belang van het verbeteren van de relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 23 november 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.