ECLI:NL:RBDHA:2024:19868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/09/675017 / JE RK 24-1977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van opvoedingsproblemen en emotieregulatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De minderjarige vertoont al geruime tijd problematisch gedrag, waaronder het niet naar school gaan en agressief gedrag als gevolg van emotieregulatieproblemen. De moeder van de minderjarige heeft aangegeven dat zij door het gedrag van de minderjarige niet meer in staat is om hem op te voeden, wat leidt tot toenemende spanningen in de thuissituatie. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met de motivatie dat er al langere tijd zorgen zijn over de opvoedsituatie en dat eerdere machtigingen niet zijn geëffectueerd door het ontbreken van een passende plek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2024, waarbij de ouders niet aanwezig waren maar wel instemden met het verzoek, heeft de kinderrechter de zorgen van de gecertificeerde instelling onderschreven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet thuis kan blijven wonen en dat het noodzakelijk is dat hij de benodigde hulpverlening ontvangt. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 14 november 2024 tot 3 juli 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter hoopt dat de minderjarige, die in de toekomst bij defensie wil werken, gemotiveerd blijft voor hulpverlening en dat deze focus bijdraagt aan zijn ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/675017 / JE RK 24-1977
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L. Windhorst te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 31 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De vader en de moeder hebben per emailbericht op 8 november 2024 laten weten dat zij instemmen met het verzoek en daarom niet naar de zitting komen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 3 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn al langere tijd zorgen over de opvoedsituatie van [de minderjarige] . Bij beschikking van 19 juni 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank daarom al een machtiging uithuisplaatsing voor hem verleend. Er is echter geen passende plek voor [de minderjarige] gevonden, waardoor de machtiging niet geëffectueerd is. Dit had onder andere te maken met de houding van [de minderjarige] . Ondanks verschillende gesprekken was [de minderjarige] niet gemotiveerd voor plaatsing bij Cardea. Ook heeft hij aangegeven niet in de buurt van Leiden geplaatst te willen worden. De gecertificeerde instelling vermoedt dat dit mogelijk te maken heeft met het handelen in drugs, al wil [de minderjarige] hier geen openheid over geven. [de minderjarige] heeft aangegeven graag terug te willen naar de [instelling]. Hiervoor staat binnenkort een intakegesprek gepland. Als de intake goed verloopt kan [de minderjarige] meteen blijven, aangezien hij al eerder op de [instelling] heeft verbleven. De machtiging tot uithuisplaatsing is volgens de gecertificeerde instelling nog steeds noodzakelijk omdat de zorgen de afgelopen periode hetzelfde zijn gebleven dan wel zijn toegenomen. Volgens het NIFP-onderzoek is sprake van een disfunctionele gezinsrelatie. [de minderjarige] heeft een complexe relatie met zijn ouders. Uit onmacht uit hij zich door middel van agressie en depressieve gevoelens. Hierdoor wordt de (fysieke) onveiligheid steeds groter. De moeder heeft aangegeven, vanwege de angst voor de agressie van [de minderjarige] , niet meer toe te komen aan de opvoeding. [de minderjarige] heeft daarnaast geen dagbesteding en doet nauwelijks moeite om een baan te zoeken. De huidige situatie bij de moeder thuis staat onder spanning. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat [de minderjarige] binnen afzienbare tijd bij de [instelling] geplaatst kan worden om verdere escalaties te voorkomen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft zich bij monde van haar advocaat gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. De advocaat heeft ter zitting naar voren gebracht dat de moeder de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de [instelling] het beste voor hem vindt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de gecertificeerde instelling en is van oordeel dat [de minderjarige] niet thuis kan blijven wonen. Er zijn al langere tijd zorgen over de opvoedsituatie van [de minderjarige] . [de minderjarige] gaat al geruime tijd niet meer naar school. Daarnaast lukt het hem niet om een andere vorm van dagbesteding, zoals een baantje, te vinden. [de minderjarige] heeft moeite met emotieregulatie en uit zijn onmacht in agressief gedrag. Door het gedrag van [de minderjarige] lukt het de moeder onvoldoende om toe te komen aan zijn opvoeding. Hierdoor nemen de spanningen in de thuissituatie steeds verder toe. De kinderrechter acht het positief dat [de minderjarige] gemotiveerd is voor plaatsing bij de [instelling]. Het is noodzakelijk dat [de minderjarige] de benodigde hulpverlening ontvangt gericht op middelengebruik en emotieregulatie. Ook is het belangrijk dat hij een goede dagstructuur heeft. Onlangs heeft [de minderjarige] aangegeven in de toekomst graag bij defensie te willen werken. De kinderrechter hoopt dat deze ambitie [de minderjarige] helpt om zich behandelbaar op te stellen zodat dit kan bijdragen aan het in de toekomst verkrijgen van een baan bij defensie. Het is van groot belang dat [de minderjarige] dit focuspunt houdt zodat hij gemotiveerd blijft voor hulpverlening. Gelet op de ernst van de zorgen is het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk dat hij in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder wordt geplaatst. De kinderrechter wijst de verzochte machtiging uithuisplaatsing toe voor de verzochte duur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 november 2024 tot 3 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.