In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De minderjarige vertoont al geruime tijd problematisch gedrag, waaronder het niet naar school gaan en agressief gedrag als gevolg van emotieregulatieproblemen. De moeder van de minderjarige heeft aangegeven dat zij door het gedrag van de minderjarige niet meer in staat is om hem op te voeden, wat leidt tot toenemende spanningen in de thuissituatie. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met de motivatie dat er al langere tijd zorgen zijn over de opvoedsituatie en dat eerdere machtigingen niet zijn geëffectueerd door het ontbreken van een passende plek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2024, waarbij de ouders niet aanwezig waren maar wel instemden met het verzoek, heeft de kinderrechter de zorgen van de gecertificeerde instelling onderschreven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet thuis kan blijven wonen en dat het noodzakelijk is dat hij de benodigde hulpverlening ontvangt. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 14 november 2024 tot 3 juli 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter hoopt dat de minderjarige, die in de toekomst bij defensie wil werken, gemotiveerd blijft voor hulpverlening en dat deze focus bijdraagt aan zijn ontwikkeling.