ECLI:NL:RBDHA:2024:19848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilligend besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 20 november 2024 in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 18 juni 2022. Op 27 september 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister weigerde deze kosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan hem tegemoet is gekomen, kan de rechtbank de minister veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn van 21 maanden, gerekend vanaf de datum van de asielaanvraag, op 19 maart 2024 was overschreden. Verzoeker heeft de minister op 3 mei 2024 tijdig in gebreke gesteld. Gelet op het procesverloop en de gedingstukken, heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt op 20 november 2024.