ECLI:NL:RBDHA:2024:19823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/09/656904 / FA RK 23-8314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie en verzoek tot DNA-onderzoek in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de vaststelling van kinderalimentatie en een verzoek tot DNA-onderzoek. De vrouw heeft op 1 november 2023 een verzoek ingediend tot vaststelling van kinderalimentatie voor haar kind, [minderjarige], met een verzoek om de alimentatie vast te stellen op € 345,50 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2022. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om een DNA-test om het ouderschap vast te stellen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de zitting op 24 oktober 2024, waar beide partijen met hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man een DNA-thuistest hebben uitgevoerd, waaruit bleek dat de man mogelijk de vader is van [minderjarige]. De vrouw heeft echter geweigerd om gezamenlijk gezag uit te oefenen, wat heeft geleid tot een gebrek aan afspraken tussen partijen. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een DNA-onderzoek te gelasten afgewezen, omdat er voldoende aanwijzingen waren dat de man de verwekker is van [minderjarige].

Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechtbank geoordeeld dat de man, als verwekker, in beginsel onderhoudsplichtig is, maar dat het in deze specifieke zaak niet redelijk is om kinderalimentatie vast te stellen voor de periode van 1 november 2023 tot 28 februari 2024, gezien de omstandigheden en de proceshouding van de vrouw. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en iedere partij opgedragen zijn eigen kosten te dragen. De beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, rechter, en mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8314
Zaaknummer: C/09/656904
Datum beschikking: 28 november 2024

Alimentatie

Beschikking op het op 1 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. de Boorder te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Acar te Eindhoven.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • de brief van de vrouw van 17 januari 2024, met bijlagen;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
- de akte eiswijziging/-vermeerdering van de man, met bijlagen;
- de brief van de man 12 september 2024, met bijlagen;
- de brief van de vrouw van 18 september 2024.
Op 24 oktober 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vrouw en de man met zijn advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw – zoals dat nu luidt – strekt ertoe met ingang van 1 december 2022 tot 28 februari 2024 (de datum waarop [minderjarige] door een ander is erkend) de kinderalimentatie op € 345,50 per maand vast te stellen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht, voor het eerst te indexeren conform wettelijke regelingen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Hij verzoekt zelfstandig te bepalen dat een officiële DNA-test moet worden uitgevoerd om het ouderschap vast te stellen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw heeft bij haar verweerschrift op zelfstandig verzoek primair verzocht het verzoek van de man om een DNA-test te gelasten af te wijzen, subsidiair om de test te gelasten op kosten van de man, een en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man heeft bij akte eiswijziging/-vermeerdering primair verzocht te bepalen dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoeken, subsidiair te bepalen dat indien zij ontvankelijk is haar verzoeken af te wijzen. Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat de vrouw wordt veroordeeld in de kosten van het geding, te vermeerderen met de (na)kosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na) kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Uit de vrouw is [minderjarige] op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] geboren.
- [minderjarige] is op 28 februari 2024 erkend door [naam] (de erkenner).
- De vrouw en de erkenner hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .

Beoordeling

Het verloop tot en tijdens deze procedure
Gebleken is dat de vrouw – toen de man enige tijd woonachtig was bij de vrouw – in verwachting is geraakt van [minderjarige] . De man heeft in die periode bij de vrouw zijn twijfels geuit of het kind wel van hem zou zijn. Na de bevalling hebben partijen een “gemoedsrust test”, een DNA-thuistest, gedaan. Hieruit is naar voren gekomen dat de man mogelijk de vader is van het kind. Naar aanleiding hiervan zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan om in onderling overleg te proberen een ouderschapsplan op te stellen. De man wilde [minderjarige] erkennen en samen met de vrouw het gezag uitoefenen. De vrouw stemde in met erkenning, maar wilde niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Ook de kosten van verzorging en opvoeding zijn besproken. De vrouw heeft de draagkracht en behoefte met behulp van een advocaat laten berekenen. De man heeft in december 2022 laten weten niet met de hoogte van het bedrag in te kunnen stemmen. Partijen hebben ook geen andere afspraken met elkaar kunnen maken. Partijen hebben toen tot ongeveer vlak voor de eerste verjaardag van [minderjarige] – een periode van ruimt acht maanden – geen contact meer met elkaar gehad. De man heeft [minderjarige] na zijn geboorte in totaal ongeveer drie tot vier keer gezien, waarbij [minderjarige] eenmalig ook bij de man en zijn nieuwe partner thuis heeft verbleven. Op dit moment is er geen contact. De vrouw heeft op 1 november 2023 haar verzoek tot het vaststellen van kinderalimentatie bij deze rechtbank ingediend. Tijdens de procedure, op
28 februari 2024, is [minderjarige] door de nieuwe partner van de vrouw erkend.
De rechtbank zal eerst het zelfstandige verzoek van de man tot het gelasten van een DNA- onderzoek beoordelen.
Het verzoek tot DNA-onderzoek
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – voor zover hier van belang – de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft als ware hij ouder verplicht is tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
De man verzoekt ondanks de door partijen gedane DNA-thuistest een rechtsgeldig DNA-onderzoek te gelasten. De man heeft geen vertrouwen in de vrouw en daarom ook niet in de uitslag van deze thuistest.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze procedure een DNA-onderzoek te gelasten. Uit de hierboven geschetste gang van zaken en de uitlatingen van de man op zitting acht de rechtbank aannemelijk dat de man de verwekker is van [minderjarige] . Partijen hebben een DNA-thuistest gedaan en zijn vervolgens op basis hiervan met elkaar in gesprek gegaan om afspraken te maken over [minderjarige] . De man mocht van de vrouw [minderjarige] erkennen, maar de vrouw stemde niet in met gezamenlijk gezag. Om die reden is het niet tot erkenning van [minderjarige] door de man gekomen. Helaas is het partijen niet gelukt om met elkaar afspraken te maken. De man heeft op dit moment ook geen contact met [minderjarige] . Uit deze omstandigheden maakt de rechtbank evenwel op dat zowel de man als de vrouw er vanuit is gegaan dat de man de verwekker is van [minderjarige] . Voor de rechtbank is dit in ieder geval voldoende vast komen te staan. De rechtbank zal het verzoek tot het gelasten van een DNA-onderzoek dan ook afwijzen.
Onderhoudsplicht?
Op 28 februari 2024 is [minderjarige] door de nieuwe partner van de moeder erkend. Op dat moment heeft [minderjarige] naast de moeder de nieuwe partner als juridische ouder. Tussen partijen staat vast dat vanaf dat moment de onderhoudsverplichting van de man, als verwekker van [minderjarige] , op grond van artikel 1:394 BW is komen te vervallen. In zoverre heeft de vrouw haar oorspronkelijke verzoek tot kinderalimentatie gewijzigd. Zij verzoekt nu een kinderalimentatie vast te stellen tot het moment dat haar nieuwe partner [minderjarige] heeft erkend.
De rechtbank moet dan ook beoordelen of de man tot de datum van de erkenning door de nieuwe partner van de vrouw onderhoudsplichtig was ten aanzien van [minderjarige] . Hierbij is ook de ingangsdatum van een eventuele onderhoudsverplichting van de man van belang.
Ingangsdatum?
Tussen partijen is in geschil vanaf welke datum de onderhoudsverplichting van de man moet worden beoordeeld. De vrouw wil als ingangsdatum 1 december 2022, omdat de man toen heeft laten weten niet in te stemmen met het door de vrouw voorgestelde bedrag aan kinderalimentatie. De man vindt het niet redelijk indien er met terugwerkende kracht een alimentatieverplichting komt. Op de zitting heeft de man aangegeven dat – indien er een onderhoudsverplichting moet worden vastgesteld – zijn verplichting in ieder geval niet eerder kan ingaan dan de datum van aanvang van deze procedure.
De rechtbank acht het redelijk om de onderhoudsverplichting van de man vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift te beoordelen. Dit omdat partijen vóór die tijd in onderling overleg hebben geprobeerd afspraken te maken. De man heeft onweersproken gesteld dat hij heeft aangeboden om kinderalimentatie te betalen. De vrouw heeft vervolgens pas maanden later een verzoekschrift ingediend. Vanaf het moment dat de vrouw haar verzoek heeft ingediend, heeft de man dan ook daadwerkelijk rekening kunnen houden met het feit dat de vrouw aanspraak maakte op zijn onderhoudsverplichting ten aanzien van [minderjarige] .
De rechtbank moet dus beoordelen of de man vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, 1 november 2023, tot de datum van de erkenning door de nieuwe partner van de vrouw, 28 februari 2024, onderhoudsplichtig was ten aanzien van [minderjarige] .
Kinderalimentatie over de periode 1 november 2023 tot 28 februari 2024?
Op de man rust als verwekker van [minderjarige] in deze periode in beginsel een wettelijke onderhoudsverplichting. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het in deze specifieke zaak vanwege de bijzondere omstandigheden niet redelijk is dat voor deze periode ten laste van de man een kinderalimentatie wordt vastgesteld. De rechtbank neemt hierbij de proceshouding van de vrouw in aanmerking. Gedurende de procedure heeft de vrouw [minderjarige] – zonder medeweten van de man – laten erkennen door haar huidige partner. Het is de man die dit feit vervolgens in deze procedure naar voren heeft gebracht. De vrouw is niet in persoon op zitting verschenen. Zij heeft onvoldoende toelichting gegeven wat haar belang is bij vaststelling van een kinderbijdrage voor deze periode. Hierbij is van belang dat de man onweersproken heeft gesteld dat hij heeft aangeboden om bij te dragen in de kosten en dat de vrouw zelf geruime tijd niet van haar heeft laten horen. De man heeft hiermee zijn bereidheid getoond om er in onderling overleg met de vrouw uit te komen, maar van die mogelijkheid heeft de vrouw geen gebruik gemaakt. Daarnaast heeft de man onweersproken gesteld dat hij hoge kosten heeft moeten maken voor deze procedure. Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
De proceskosten
De man verzoekt de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding. Door de gedragingen van de vrouw en het feit dat zij hem niet op de hoogte heeft gebracht van de erkenning door haar huidige partner heeft de vrouw hem met deze procedure onnodig op kosten gejaagd, aldus de man. De vrouw verzoekt dit verzoek af te wijzen.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het gevoel van de man dat hij onnodig in een procedure is betrokken, volgt de rechtbank de man niet in zijn standpunt dat dit tot een veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure moet leiden. De vrouw kon als moeder van [minderjarige] immers gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid een kinderalimentatie van de man, als verwekker van [minderjarige] , te verzoeken. De rechtbank zal dan ook als gebruikelijk in deze procedure van familierechtelijke aard de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, rechter, bijgestaan door
mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
28 november 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!