4.3.Het oordeel van de rechtbank
Beoordelingskader
Bij het beoordelen van een dergelijk noodweerverweer dient de rechtbank allereerst te onderzoeken of het voldoende aannemelijk is geworden dat de door verdachte gestelde noodweersituatie heeft plaatsgevonden.
Wanneer de verdachte de noodweersituatie naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dient te worden beoordeeld of de door de verdachte in de praktijk gebrachte verdediging in deze noodweersituatie noodzakelijk was (de subsidiariteitseis) en of de grenzen van deze noodzakelijke verdediging niet zijn overschreden (de proportionaliteitseis).
Tot slot dient de rechtbank te onderzoeken of er sprake is van eigen schuld van de verdachte aan het ontstaan van de noodweersituatie (culpa in causa), die een geslaagd beroep op noodweer in de weg kan staan.
De aannemelijkheid van het noodweerscenario
Bij de beoordeling of er in dit geval sprake is geweest van een noodweersituatie, staat de vraag centraal of aannemelijk is geworden dat [naam] een mes op de keel of hals van de verdachte heeft gezet, vóórdat de verdachte [naam] met een mes bedreigde. De rechtbank ziet daartoe voldoende aanknopingspunten in het dossier en overweegt daarover als volgt.
De verdachte en [naam] hadden met elkaar afgesproken om te praten. Uit de berichten die zij voor de ontmoeting naar elkaar stuurden volgt dat sprake was van een escalerend conflict tussen beiden. Zo wordt in de berichten door de verdachte gesproken over een ontmoeting op een plek zonder camera’s, waarop [naam] antwoordde dat als hij de verdachte ‘echt wil hebben’, [naam] hem zal onthoofden voor het oog van eventueel aanwezige camera’s. De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte en [naam] elkaar vervolgens hebben ontmoet. De verdachte en [naam] stonden aanvankelijk bij de auto van [naam] en zijn daar vervolgens in gaan zitten. De verdachte heeft zowel in de twee verhoren bij de politie als op de zitting verklaard dat [naam] plotseling een mes pakte, welke zich bevond aan de achterzijde van de passagiersstoel waar de verdachte op zat. [naam] hield het mes, zo verklaarde de verdachte op de zitting, in eerste instantie tegen de keel/hals van de verdachte aan, waarna de verdachte zijn mes pakte en [naam] daarmee bedreigde door deze in de richting van [naam] te tonen en bij zijn hals te houden. Toen de verdachte dacht dat het daarmee klaar was heeft [naam] de verdachte in zijn nek gestoken. De verdachte is daarna uit de auto is gevlucht.
Uit het voorgaande kan in elk geval het volgende worden afgeleid. De verdachte en [naam] hadden een conflict met elkaar, toen zij elkaar ontmoetten hadden zij allebei een mes voorhanden en nadat zij eenmaal samen in de auto zaten hebben zij allebei een mes ter hand genomen. Wie van beiden het initiatief nam om een mes te pakken is niet komen vast te staan omdat de verklaringen van [naam] en de verdachte op dit punt tegenstrijdig zijn. Het dossier biedt verder onvoldoende aanknopingspunten, zoals getuigenverklaringen, die de ene verklaring in doorslaggevende mate (on)geloofwaardiger maken dan de andere. Bij deze stand van zaken moet de rechtbank tot de conclusie komen dat de door de verdachte gestelde noodweersituatie voldoende aannemelijk kan worden geacht.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Nu de rechtbank de door de verdachte geschetste noodweersituatie aannemelijk acht, dient vervolgens te worden beoordeeld of het handelen van de verdachte in overeenstemming is met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Subsidiariteit
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte in praktijk gebrachte verdediging noodzakelijk was. [naam] zette in het door de verdachte gestelde noodweerscenario immers eerst een mes op de hals/keel van de verdachte. Zij zaten bovendien op dat moment in een kleine auto, waardoor voor de verdachte de ruimte beperkt was. Naar het oordeel van de rechtbank kon onder deze omstandigheden niet van de verdachte worden gevergd dat hij geen, of een minder vergaande verdedigingshandeling zou uitvoeren.
Proportionaliteit
Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van de verdachte voorts als proportioneel worden aangemerkt. Gegeven de hiervoor beschreven omstandigheden, waaronder de geringe manoeuvreerruimte in de auto terwijl de verdachte snel moest handelen, was het door de verdachte in de praktijk gebrachte verdedigingsmiddel, te weten het bedreigen van [naam] met eveneens een mes, naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig.
Culpa in causa
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van eigen schuld van de verdachte aan het ontstaan van de noodweersituatie. De enkele omstandigheid dat iemand uit voorzorg een wapen heeft meegenomen brengt conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op zichzelf niet met zich dat een beroep op noodweer geen kans van slagen heeft.
Conclusie
Uit bovenstaande overwegingen volgt dat de bewezenverklaarde bedreiging niet strafbaar is, omdat deze wordt gerechtvaardigd door een geslaagd beroep op noodweer. De verdachte zal hiervoor dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.