ECLI:NL:RBDHA:2024:19805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilliging aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.E. Martinez Linnemann, heeft beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 1 augustus 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de minister niet in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn voor de asielaanvraag van verzoeker was verlengd tot 23 augustus 2024.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat het verzoek tot proceskostenveroordeling kennelijk ongegrond is. De rechtbank wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 november 2024. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.