Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
,verweerder, (gemachtigde: mr. A. Houben).
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1967, heeft zowel de Syrische als de Turkse nationaliteit en heeft op 6 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 april 2024 afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
Eiser heeft in zijn asielrelaas aangegeven dat hij in 2014, 2015 en 2016 heeft deelgenomen aan demonstraties in Syrië en dat hij in 2017 naar de Koerdische Autonome Regio in Irak is gevlucht. Hij vreest vervolging in Turkije vanwege zijn Syrisch-Koerdische achtergrond en heeft gesteld dat hij daar geen veilige terugkeer kan verwachten. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser in Turkije geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn vrees voor uitzetting naar Syrië niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de discriminatie van Syrische Koerden in Turkije niet zodanig is dat eiser niet op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht is. Tevens constateert de rechtbank een kennelijke verschrijving in het terugkeerbesluit, maar verbindt hier geen gevolgen aan. De uitspraak is gedaan door rechter M. Garabitian, in aanwezigheid van griffier M.J.J. Roks.