ECLI:NL:RBDHA:2024:19803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
NL24.21125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Syrische en Turkse nationaliteit houder met betrekking tot risico's bij terugkeer naar Turkije

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1967, heeft zowel de Syrische als de Turkse nationaliteit en heeft op 6 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 april 2024 afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser heeft in zijn asielrelaas aangegeven dat hij in 2014, 2015 en 2016 heeft deelgenomen aan demonstraties in Syrië en dat hij in 2017 naar de Koerdische Autonome Regio in Irak is gevlucht. Hij vreest vervolging in Turkije vanwege zijn Syrisch-Koerdische achtergrond en heeft gesteld dat hij daar geen veilige terugkeer kan verwachten. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser in Turkije geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn vrees voor uitzetting naar Syrië niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de discriminatie van Syrische Koerden in Turkije niet zodanig is dat eiser niet op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht is. Tevens constateert de rechtbank een kennelijke verschrijving in het terugkeerbesluit, maar verbindt hier geen gevolgen aan. De uitspraak is gedaan door rechter M. Garabitian, in aanwezigheid van griffier M.J.J. Roks.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
,verweerder, (gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 6 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1967 en heeft zowel de Syrische als de Turkse nationaliteit. In 2014, 2015 en 2016 heeft eiser deelgenomen aan demonstraties in Syrië. Eiser stelt dat hij in 2016 van een familielid vernomen had dat hij vanwege deze demonstraties gesignaleerd zou staan bij het Syrische regime. In 2017 is hij uit Syrië gevlucht naar de Koerdische Autonome Regio in Irak (hierna: KAR) vanwege de algehele onveilige situatie in Syrië. Eiser stelt dat hij na zijn vlucht naar de KAR in 2017 vernomen had dat zijn familieleden gezocht worden. In 2022 is eiser vertrokken uit de KAR vanwege de slechte leefomstandigheden en de financiële toestand van zijn gezin. Eiser is via Turkije en Servië naar Nederland gereisd. Eiser zijn dochter woont in Duitsland.

Wat heeft verweerder besloten?

3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende relevante elementen:
identiteit, Syrische en Turkse nationaliteit en herkomst;
deelname aan demonstraties in 2014, 2015 en 2016 en daaropvolgende problemen met het Syrische regime;
algemene onveilige oorlogssituatie in Syrië.
3.1
Verweerder heeft eiser zijn identiteit en zijn Syrische en Turkse nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht.
3.2
Omdat eiser ook de Turkse nationaliteit heeft en uit zijn verklaringen blijkt dat eiser in Turkije geen problemen heeft ondervonden, heeft verweerder de relevante elementen 2 en 3 niet getoetst op geloofwaardigheid. Volgens verweerder heeft eiser in Turkije geen gegronde vrees voor vervolging en loopt hij daar geen reëel risico op ernstige schade. Eiser heeft zijn vrees voor uitzetting van Turkije naar Syrië niet aannemelijk gemaakt. Hoewel uit landeninformatie blijkt dat Syriërs en ook Koerden gediscrimineerd worden in Turkije, blijkt niet dat zij zo ernstig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. Eiser heeft dit met zijn eigen verklaringen ook niet aannemelijk gemaakt.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat hij wel een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt in Turkije. Er vindt geweld, vernedering en discriminatie plaats door de Turkse overheid richting de Koerden, in het bijzonder richting Syrische Koerden. Eiser heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar landeninformatie en stelt dat de discriminatie van Syrische Koerden zodanig is dat gesproken kan worden van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De maatschappelijke positie van Syriërs, ook met de Turkse nationaliteit, is erg slecht. De stelling van verweerder dat de overgelegde landeninformatie niet op eiser persoonlijk ziet, is onvoldoende gemotiveerd. Wat eiser heeft verklaard, past binnen hetgeen op grond van objectieve bronnen bekend is over de positie van Koerden in Turkije. Uit het voornemen en de beschikking blijkt niet dat de verklaringen van eiser over wat hem in Turkije te wachten staat, zijn afgezet tegen de landeninformatie over de situatie van Syrische Koerden in Turkije. Dat eiser in 2017 een paspoort heeft kunnen aanvragen in Turkije betekent niet dat hij bij terugkeer geen problemen hoeft te verwachten. Verder heeft eiser nooit in Turkije gewoond en heeft hij geen enkele band met Turkije. Ook loopt eiser risico op indirect refoulement bij terugkeer naar Turkije. Eiser vreest namelijk dat hij vanwege zijn Syrisch Koerdische achtergrond als aanhanger van de PKK gezien wordt en daarom zal worden gedeporteerd naar Syrië.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
5.1
Bij de vraag of een asielzoeker zich in redelijkheid onder bescherming van het land van tweede nationaliteit kan stellen [1] , is alleen van belang of de asielzoeker ten opzichte van dat land verdragsvluchteling is dan wel of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij bij uitzetting naar dat land een reëel risico loopt op ernstige schade. [2] Dat eiser geen band heeft met Turkije en daar nooit heeft gewoond, betekent niet dat van hem niet verwacht mag worden om zich in Turkije te vestigen op grond van zijn Turkse nationaliteit.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiser in Turkije geen gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft zijn vrees om uitgezet te worden naar Syrië niet aannemelijk gemaakt. Hoewel in openbare landeninformatie [3] naar voren komt dat mogelijk sprake is van gedwongen uitzetting van Syriërs uit Turkije, ziet deze informatie op Syriërs die in Turkije verblijven op basis van tijdelijke bescherming of zonder verblijfsvergunning. Niet is gebleken dat dit ook geldt voor Syriërs die, net zoals eiser, ook Turks staatsburger zijn. Dat er discriminatie van Syrische Koerden in Turkije plaatsvindt is daarbij betreurenswaardig, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in algemene zin sprake is van zulke ernstige discriminatie dat personen zoals eiser onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van eiser dat hijzelf ook niet zodanige problemen ervaren heeft door discriminatie van Syriërs met een Koerdische achtergrond. Zo heeft eiser verklaard dat hij in 2017 of 2018 probleemloos een Turks paspoort heeft kunnen verkrijgen bij de autoriteiten. Ook niet anderszins gebleken is dat eiser vanwege zijn Syrisch-Koerdische achtergrond geen toegang heeft tot essentiële voorzieningen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting, bij terugkeer naar Turkije. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser mocht afwijzen als ongegrond.
7. Ten aanzien van het terugkeerbesluit heeft de rechtbank een kennelijke verschrijving in het bestreden besluit geconstateerd. Uit het voornemen blijkt dat het terugkeerbesluit gericht is op vertrek naar Turkije en een vertrektermijn van vier weken kent. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt ook dat verweerder enkel Turkije als terugkeerland heeft beoogd en daartoe zijn ook enkel asielrisico’s in Turkije beoordeeld. Per abuis staat onder het kopje ‘4. Gevolgen van dit besluit’, in de tweede volzin, echter vermeld: “U dient te vertrekken naar Syrië”. Nu de rechtbank ervan uit gaat - gelet op het voorgaande - dat dit enkel een kennelijke verschrijving is geweest en nu dit in beroep ook verder geen geschilpunt is geweest, zullen hier in het oordeel van de rechtbank over het beroep geen gevolgen aan verbonden worden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 31, vierde lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3169.
3.Zie o.a. Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023, paragraaf 10.3, pagina 85.