ECLI:NL:RBDHA:2024:19796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
NL24.22501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 2 mei 2024 afgewezen, waarna verzoeker bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De minister heeft in een verweerschrift gereageerd op het verzoek, maar heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 november 2024 behandeld, waarbij partijen zich afgemeld hebben voor de zitting. Verzoeker heeft tevens verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat, wanneer er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van onmiddellijke spoed. In dit geval zijn de belangen van verzoeker en verweerder afgewogen.

De minister heeft in een brief van 30 oktober 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beslist dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst en dat verzoeker voorlopig niet mag worden uitgezet. De voorzieningenrechter wijst de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 18 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22501
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),

en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: E. Amtink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
2. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 2 mei 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 november 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.
6. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder.
7. De minister heeft in de brief van 30 oktober 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt.2 Verder heeft de minister op grond van de wet zelf geen bevoegdheid de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten.
9. Nu partijen het er over eens zijn dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- verbiedt de minister verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
2 Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 november 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.