ECLI:NL:RBDHA:2024:19794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
22/8049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024, zaaknummer SGR 22/8049, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Leiden in de proceskosten. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 27 oktober 2022, maar trok dit beroep in omdat het college met een nieuw besluit van 8 oktober 2024 aan haar verzoek tegemoetkwam. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, en de rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (SGR 23/6110) voor de proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het college erop dat het verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster moet zich hiervoor wenden tot het college. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster(gemachtigden: mr. F.A.S. Kool en dhr. S. Wispelweij),

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college

(gemachtigden: mr. K. Bergacker, mr. B.A. van de Ven en F.V. Silva de Jesus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het college van 27 oktober 2022. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het college met het besluit van 8 oktober 2024 aan het beroep is tegemoetgekomen.
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Moet het college de proceskosten van verzoeker vergoeden?
3. Het college is tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Vanwege het feit dat in een aantal vrijwel identieke zaken beroep is ingesteld wordt voor de proceskostenveroordeling verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 20 november 2024 op het beroep van J.O.P. Reijnvaan (reg. nr. SGR 23/6110).
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
4. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank verwijst verzoekster voor het verzoek om proceskostenvergoeding naar de onder 3. genoemde uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.