ECLI:NL:RBDHA:2024:19772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/09/672182 / FA RK 24-6466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen inzake zorgregeling en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2024 een beschikking gegeven in een procedure over voorlopige voorzieningen na een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Soytekin, verzocht om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de kinderen aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. S.K. Gopal, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank en vroeg om een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk gezag uitoefenen over hun vier minderjarige kinderen, geboren in 2011, 2013, 2022 en 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd, en dat de man recht heeft op contact met de kinderen op zaterdag van 12.00 tot 14.00 uur. Tevens is een voorlopige kinderalimentatie vastgesteld van € 50,- per maand voor de vier kinderen, met ingang van 9 september 2024. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6466
Zaaknummer: C/09/672182
Datum beschikking: 6 november 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 9 september 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Soytekin te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.K. Gopal te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek.
Op 21 oktober 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat, de man met zijn advocaat en tolk E. Battaloglu, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [huwelijksdag] 2016 in [plaats] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2022 in [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2024 in [geboorteplaats 1] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Volgens de basisregistratie personen heeft de vrouw in ieder geval de Nederlandse en de man in ieder geval de Turkse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt te bepalen dat:
  • zij gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden, zo nodig met behulp van de sterke arm;
  • de kinderen van partijen aan haar worden toevertrouwd;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 25,- per maand per kind wordt vastgesteld, met ingang van de datum van het verzoekschrift, althans een bijdrage en ingangsdatum zoals de rechtbank in goede justitie wenst te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
kosten rechtens.
De man refereert zich ten aanzien van de verzoeken van de vrouw aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast verzoekt de man zelfstandig om vaststelling van een zorgregeling, waarbij hij omgang mag hebben:
  • met de oudste drie kinderen elke zaterdag van 09.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
  • met het jongste kind twee tot drie keer in de week in de woning,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 4 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is met de bevoegdheid van de Nederlandse echtscheidingsrechter steeds tevens de bevoegdheid tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen gegeven, voor zover die verband houden met de echtscheiding.
Nu zowel de vrouw als de man hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, komt de Nederlandse rechter volgens artikel 3 van de Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (Brussel II-ter) rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding en zodoende ook ten aanzien van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
De rechtbank past in deze voorlopige voorzieningenprocedure Nederlands recht toe.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw en de man zijn het erover eens dat het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw wordt toegewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.
Toevertrouwing kinderen
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter in samenhang bezien met artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken betreffende de toevertrouwing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , omdat hun gewone verblijfplaats in Nederland is.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw en de man zijn het erover eens dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd. Nu niet gebleken is dat het belang van de kinderen zich tegen het verzochte verzet, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
Voorlopige zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het voorliggende verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken, is de rechtbank het volgende gebleken. In juni 2023 heeft de man de echtelijke woning verlaten. Hij heeft toen een tijd geen contact met de kinderen gehad. Vervolgens hebben partijen een verzoeningspoging gedaan, waaruit [minderjarige 4] is voortgekomen, maar die verder niet is geslaagd. Sinds juni 2024 heeft de man de echtelijke woning weer verlaten en verblijft hij bij een vriend of in zijn auto. Sindsdien heeft hij geen contact met de kinderen gehad. Er is veel tussen partijen voorgevallen en de situatie is geëscaleerd. Volgens de vrouw is er sprake (geweest) van bedreigingen door de man, wat ook is gebeurd toen zij in het ziekenhuis was voor de bevalling van [minderjarige 4] . Zowel de verlofkundige als de politie hebben toen een melding bij Veilig Thuis gedaan. De man betwist dat hij de vrouw heeft bedreigd. Via Veilig Thuis is inmiddels de hulpverleningsinstantie Kracht ingeschakeld.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting heeft de vrouw een zorgregeling voorgesteld voor iedere zaterdag van 12.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de man de oudste drie kinderen kan ophalen en bij het halen en brengen [minderjarige 4] kan zien. De man vindt deze regeling te beperkt en wil graag meer contact met de kinderen, maar staat open voor een opbouwregeling. De rechtbank overweegt allereerst dat het over het algemeen in het belang van kinderen is om met beide ouders contact te hebben. In dit geval is er sprake geweest van veel onrust in het gezin en moet er voor de kinderen eerst weer rust komen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om voorlopig met de door de vrouw voorgestelde regeling te starten en dit voor zover mogelijk onder leiding van Kracht uit te breiden. De rechtbank zal daarom deze regeling als voorlopige zorgregeling vaststellen en daarbij kaders voor een uitbreiding geven, naar inzicht van Kracht uit te voeren.
Verder merkt de rechtbank het volgende op. Gebleken is dat de communicatie tussen de vrouw en de man ernstig is verstoord. Zij maken elkaar over en weer verwijten en hebben een andere visie op voorgevallen gebeurtenissen. Op de zitting heeft de rechtbank aangegeven dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw en de man beter met elkaar gaan communiceren. Volgens de Raad kan Kracht partijen doorverwijzen naar Ouderschap Blijft. Daarom is op de zitting besproken dat de rechtbank de vrouw en de man voor nu niet zal doorverwijzen naar een traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de ouders hun verantwoordelijkheid zullen nemen en zullen gaan werken aan een betere communicatie.
Voorlopige kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende onderhoudsverplichtingen (de Alimentatieverordening) is de Nederlandse rechter bevoegd op het verzoek van de vrouw te beslissen. De rechtbank wijst hierbij op artikel
3 sub a en b van de Alimentatieverordening waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter bevoegd is als de verweerder dan wel de onderhoudsgerechtigde aldaar zijn/haar gewone verblijfplaats heeft. De rechtbank zal daarbij op grond van artikel 3 van het Haags Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van de voorlopige kinderalimentatie, nu de onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt een kinderalimentatie van € 25,- per kind per maand. Zij heeft een berekening overgelegd waaruit volgt dat de man een minimale draagkracht heeft. De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat uit de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen volgt dat de minimale draagkracht bij één kind € 25,- per maand is en bij twee of meer kinderen € 50,- per maand. De vrouw en de man hebben samen vier kinderen. De rechtbank acht het daarom niet redelijk om, zoals de vrouw verzoekt, een kinderalimentatie van € 25,- per kind per maand vast te stellen. De rechtbank zal in redelijkheid een kinderalimentatie van € 50,- per maand vaststellen voor de vier kinderen. Daarbij zal de rechtbank als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift hanteren, te weten 9 september 2024.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2022 in [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2024 in [geboorteplaats 1] ;
aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
*
bepaalt dat de man
voorlopiggerechtigd is om contact met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te hebben iedere zaterdag van 12.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de man [minderjarige 4] kan zien bij het halen en brengen;
*
bepaalt dat de voorlopige zorgregeling onder leiding van Kracht kan worden uitgebreid, naar inzicht van Kracht, waarbij de rechtbank denkt aan een uitbreiding van twee uur extra per zes weken tot een maximum van acht uur;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 9 september 2024, voorlopig een
kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen(bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 50,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 november 2024.