ECLI:NL:RBDHA:2024:19769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
NL24.13654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, de minister van Asiel en Migratie, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 27 september 2024, waarin het beroep van de geopposeerde gegrond was verklaard. De geopposeerde had een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank had de opposante een beslistermijn van vier weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500,-.

In het verzet oordeelt de rechtbank dat het verzet gegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 15 maanden voor de asielaanvraag van de geopposeerde was verstreken, en dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag vanaf 18 mei 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan, omdat de beslistermijn niet correct was vastgesteld. De rechtbank heeft de buiten-zittinguitspraak vernietigd en het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voor de eerdere uitspraak.

De rechtbank heeft de geopposeerde ook veroordeeld in de proceskosten van de opposante, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13654 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de minister van Asiel en Migratie, opposante,

(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach)
en

[naam] , geopposeerde,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen).

Overwegingen

Geopposeerde heeft op een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 27 september 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van geopposeerde gegrond verklaard en daarbij aan opposante een beslistermijn van vier weken opgelegd. Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag dat de opposante deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
Opposante heeft tegen deze uitspraak op 8 november 2024 verzet ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

1. Omdat het verzet gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 september 2024 het beroep kennelijk gegrond geacht. De rechtbank was van oordeel dat de beslistermijn van 15 maanden was verstreken. Daarbij heeft de rechtbank aan opposante een nieuwe beslistermijn opgelegd van vier weken en een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat opposante deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittingsuitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant is van mening dat de rechtbank ten onrechte de zaak vereenvoudigd heeft afgedaan en het beroep ten onrechte kennelijk gegrond heeft verklaard. Volgens opposant had de rechtbank ambtshalve moeten toetsen op de vraag of het besluit niet tijdig was genomen. [1] Volgens opposant blijkt uit het procesdossier dat op 16 november 2022 door Nederland een Dublinclaim is ingediend bij de autoriteiten van Malta, welke op 17 november 2022 is geaccepteerd. Geopposeerde is niet tijdig overgedragen, waardoor Nederland op 18 mei 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van geopposeerde. Volgens opposant is vanaf dat moment de beslistermijn aangevangen. De beslistermijn is vervolgens op grond van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Opposant is daarom van mening dat de beslistermijn op 18 augustus 2024 is geëindigd. De ingebrekestelling is ingediend op 11 maart 2024. Volgens opposant was op dat moment de beslistermijn nog niet verstreken en daarom de ingebrekestelling prematuur. Opposant stelt dat de rechtbank het beroep niet kennelijk gegrond had kunnen verklaren.
5. De rechtbank is van oordeel dat deze verzetsgrond slaagt en overweegt daartoe als volgt.
6. De minister heeft bij verzoek van 16 november 2022 bij de autoriteiten van Malta een Dublinclaim ingediend. Dit verzoek is door de autoriteiten van Malta op 17 november 20232 geaccepteerd. Omdat geopposeerde niet tijdig is overgedragen, is Nederland op 18 mei 2023 verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van geopposeerde. De beslistermijn van 15 maanden is daarom aangevangen vanaf 19 mei 2023 en geëindigd op 19 augustus 2024.
7. De rechtbank heeft in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte geoordeeld dat de beslistermijn van 15 maanden is geëindigd op 8 januari 2024.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzet is kennelijk gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en dat de rechtbank het onderzoek hervat in de stand, waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
9. De rechtbank veroordeelt geopposeerde in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt geopposeerde in de proceskosten van opposant tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 6:2 van de Awb.