Op 26 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.R. Kwee, had een verzoek ingediend om schorsing van het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Dit besluit werd genomen op 12 november 2024 en geldt als een overdrachtsbesluit.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de medische stukken die door verzoeker waren overgelegd, verweerder een advies zou inwinnen bij het Bureau Medische Advisering (BMA) over de medische situatie van verzoeker. Hierdoor zou er niet vóór het verstrijken van de overdrachtstermijn op het beroep beslist kunnen worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van verzoeker was om de uitkomst van het beroep in Nederland af te wachten, en dat het belang van verweerder bij zorgvuldig onderzoek ook meegewogen diende te worden.
De voorzieningenrechter besloot het verzoek toe te wijzen en schorste het bestreden besluit totdat op het beroep tegen dit besluit (zaaknummer NL24.44603) was beslist. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.