ECLI:NL:RBDHA:2024:19574
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herroeping ontslagbesluit en niet-ontvankelijkheid beroep wegens onvoldoende belang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Defensie. De zaak betreft een ontslagbesluit dat op 7 maart 2022 door de staatssecretaris aan de eiser was verleend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 3 augustus 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 13 december 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een majoor.
De rechtbank heeft op 24 januari 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte had geconcludeerd dat eiser zich schuldig had gemaakt aan valselijk declareren van onkosten. De rechtbank oordeelde dat het ontslag geen evenredige maatregel was voor het wangedrag dat eiser had vertoond. Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de staatssecretaris op 29 april 2024 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij het primaire ontslagbesluit werd herroepen en eiser een ambtsbericht werd opgelegd.
De rechtbank heeft in de einduitspraak geoordeeld dat eiser onvoldoende belang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat de staatssecretaris met het nieuwe besluit volledig tegemoet was gekomen aan de eisen van eiser. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden en dat de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,- moesten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.