ECLI:NL:RBDHA:2024:19570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
24/5499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de voortijdige repatriëring van een ambtenaar in militaire dienst en de gevolgen voor de VVHO-toelage

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen haar voortijdige repatriëring van een uitzending in Mali beoordeeld. Eiseres, werkzaam als Infoknowledge Manager, werd op 21 oktober 2022 uitgezonden en zou oorspronkelijk op 28 april 2023 terugkeren. Echter, door een arbeidsconflict met haar Senior National Representative (SNR) werd besloten tot een vervroegde terugkeer. De directeur van de Directie Operaties van de Defensiestaf stemde op 8 maart 2023 in met de repatriëring, welke op 5 juni 2023 door verweerder werd bekrachtigd. Eiseres was van mening dat de repatriëring onterecht was en dat zij recht had op het resterende deel van de VVHO-toelage, die zij misliep tijdens de periode van haar repatriëring.

De rechtbank heeft op 23 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van verweerder, aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de repatriëring gerechtvaardigd was, gezien de tijdsdruk en de noodzaak voor stabiliteit binnen de militaire missie. De rechtbank oordeelt dat verweerder de belangenafweging in het nadeel van eiseres mocht maken, aangezien de SNR een cruciale rol speelt in de stabiliteit van de missie. Eiseres had ook een klacht ingediend tegen de SNR, maar de rechtbank oordeelde dat de afhandeling van deze klacht geen voorwaarde was voor de beoordeling van het beroep.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit tot repatriëring in stand blijft en eiseres geen aanspraak kan maken op nabetaling van de VVHO-toelage. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van arbeidsconflicten binnen militaire uitzendingen en de noodzaak voor een zorgvuldige belangenafweging door de autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5499

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de commandant Luchtstrijdkrachten, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.L. Damen en luitenant kolonel mr. S. van der Vlist).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen haar voortijdige repatriëring van haar uitzending en dat zij niet in aanmerking wordt gebracht voor het resterende deel van de toelage Voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties (VVHO-toelage).
1.1.
De directeur van de Directie Operaties van de Defensiestaf heeft bij mail van
8 maart 2023 ingestemd met de repatriëring van eiseres. Dit besluit is door verweerder bekrachtigd bij besluit van 5 juni 2023. Met het bestreden besluit van 15 april 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij zijn besluit over de repatriëring gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres was vanaf 21 oktober 2022 op uitzending in Mali als Infoknowledge Manager en zou op 28 april 2023 terugkeren naar Nederland. Tijdens de uitzending kreeg zij een arbeidsconflict met haar Senior National Representative (SNR). Bij e-mail bericht van
8 maart 2023 is de directie operaties akkoord gegaan met de voortijdige repatriëring van eiseres.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Bij besluit van 5 juni 2023 bekrachtigt verweerder op verzoek van de directie operaties het door hen genomen besluit. Verweerder heeft voor een zorgvuldige beoordeling van dit verzoek een adviescommissie aangewezen. Deze heeft vastgesteld dat de terugkeer niet te wijten is aan het functioneren van eiseres. Het probleem speelde in de nationale bevelsrelatie tussen de SNR en eiseres. Het lukte hen niet uit het arbeidsconflict te komen, ook niet na een bemiddelingspoging door de Nederlandse Defensieattaché. De directie operaties heeft er voor gekozen om eiseres te repatriëren en niet de SNR. Dat had te maken met de rol die een SNR speelt in de stabiliteit van een missie. Verweerder beslist het primaire besluit te bekrachtigen.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt en stelt daarmee vast dat eiseres niet in aanmerking wordt gebracht voor het resterende deel van de VVHO-toelage, die zij is misgelopen in de periode 8 maart 2023 tot en met 28 april 2023.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat er onvoldoende grondslag is geweest voor de zwaar ingrijpende rechtspositionele maatregel van repatriëring. De SNR is een hetze tegen haar begonnen en toen een disfunctioneringstraject niet werkte heeft hij een arbeidsconflict uitgeroepen. Wat een onhoudbare werksituatie heeft doen ontstaan wordt niet duidelijk in het besluit of uit stukken. Verweerder heeft zich geheel gebaseerd op niet inhoudelijke of niet bewezen verwijzingen. Tot slot wijst eiseres er op dat zij een klacht heeft ingediend tegen de SNR. Zij zou deze graag afwachten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om het beroep aan te houden tot dat er duidelijkheid is over de klachtafhandeling afgewezen. De afhandeling van de klacht is geen voorwaarde voor de beoordeling van dit beroep. Er is immers door verweerder geen schuldige aangewezen voor het arbeidsconflict. Geconcludeerd is wel dat het conflict in de context van de militaire missie niet binnen korte tijd op te lossen viel en dat is het uitgangspunt voor de beslissing die in dit beroep voor ligt.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de repatriëring naar Nederland kan worden gedragen door de door verweerder daaraan ten grondslag gelegde motivering. Bij een uitzending is er aanzienlijk meer tijdsdruk dat tijdens gewone bedrijfsvoering. Een periode van enkele dagen kan voldoende zijn om te spreken van een escalerende situatie.
De rechtbank betreurt evenals eiseres dat er geen stukken in het dossier zijn opgenomen over de bemiddelingspoging van de Nederlandse Defensieattaché of het onderzoek van de adviescommissie. Dat maakt echter nog niet dat verweerder uit gaat van niet bewezen verwijzingen. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake was van een arbeidsconflict tussen de SNR en eiseres. Met dat uitgangspunt heeft verweerder de belangenafweging mogen maken in het nadeel van eiseres. Voor de voortgang en stabiliteit van de missie is het behoud van leiding door de SNR van wezenlijke betekenis. In dat licht heeft verweerder niet onevenwichtig gehandeld door eiseres te repatriëren Of het nu eiseres was of de SNR die niet verder wilde met de bemiddelingspoging, is in deze afweging van ondergeschikt belang.
5.2.
Het betoog van eiseres dat verweerder nagelaten heeft zelf een besluit te nemen slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Uit het bestreden besluit volgt duidelijk dat verweerder beslist het advies van de adviescommissie over te nemen. Dat er in het besluit staat dat verweerder er mee kan instemmen en dat daar niet uit volgt dat verweerder dat besluit daadwerkelijk overneemt, is een semantische discussie waar de rechtbank niet in wenst te treden.
5.3.
De stelling van eiseres ter zitting, dat de repatriering altijd samen moet gaan met een ontheffing uit de functie, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist. Uit de aanwijzing 1300-DOPS-SOP J1 blijkt dat deze combinatie alleen gemaakt dient te worden bij repatriëring wegens disfunctioneren. Daarvan was in het geval van eiseres geen sprake.
5.4.
Ter zitting heeft eiseres betoogd dat verweerder bij de toepassing van artikel 6:22 van de Awb in het bestreden besluit ten onrechte nagelaten heeft te betrekken of eiseres niet benadeeld is. Deze benadeling ziet op het bezwaartraject en niet op het inhoudelijke besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De conclusie is dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de in artikel 17, eerste lid, van het AMAR neergelegde bevoegdheid om eiseres naar Nederland te repatriëren. Daarmee komt eiseres ook niet in aanmerking voor een nabetaling van haar VVHO-toelage.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot repatriëring in stand blijft en eiseres geen aanspraak maakt op nabetaling van de VVHO-toelage. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.