ECLI:NL:RBDHA:2024:1956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken
Op 13 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van verzoekers, waaronder de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De verzoekers, die gezamenlijk met hun minderjarige kinderen een asielaanvraag hadden ingediend, hebben tegen de besluiten van 1 november 2023, waarbij hun aanvragen niet-ontvankelijk zijn verklaard, beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde dag, met de zaaknummers NL23.34635, NL23.34637 en NL23.34639, heeft de rechtbank reeds uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.