ECLI:NL:RBDHA:2024:19544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
NL24.43566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Tunesische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 4 september 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt van Tunesische nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Tunesië bestaat, maar dat de nationaliteit van eiser niet kan worden vastgesteld op basis van de huidige gegevens. Eiser heeft wisselend verklaard over de aanwezigheid van documenten die zijn identiteit en nationaliteit kunnen onderbouwen. Tijdens het laatste vertrekgesprek heeft eiser verklaard dat de documenten bij zijn broer liggen, maar dat hij geen contact meer heeft met hem. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit, wat van invloed is op zijn vreemdelingenrechtelijke detentie.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er nog steeds zicht op uitzetting bestaat. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.43566
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

De minister heeft op 4 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De minister heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 september 2024 (in de zaak NL24.34954) volgt dat de
maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat duidelijk is dat de Tunesische ambassade geen laissez passer (lp) of ander document gaat verstrekken. Eiser is niet in staat om andere stukken ter staving van zijn identiteit te verkrijgen. Eiser heeft zelf contact opgenomen met de ambassade en hij heeft meer dan voldoende meegewerkt. Thans kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er geen zicht is op uitzetting en dat de maatregel daarom dient te worden opgeheven.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting
6. Van belang is dat ten aanzien van Tunesië in zijn algemeenheid zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting van eiser in het bijzonder ontbreekt. De Tunesische autoriteiten hebben op 4 november 2024 te kennen gegeven dat eisers nationaliteit niet kan worden vastgesteld op basis van de huidige gegevens. Nadien heeft de regievoerder dossieronderzoek verricht en eiser in het vertrekgesprek van 7 november 2024 geconfronteerd met zijn eerdere verklaringen over de aanwezigheid van documenten. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken blijkt namelijk dat eiser wisselend verklaart over het hebben en het verkrijgen van documenten ten behoeve van het vaststellen van zijn gestelde identiteit en nationaliteit. Tijdens het laatste vertrekgesprek verklaart eiser dat de documenten (een paspoort, dan wel kopie hiervan) bij zijn broer liggen maar dat hij geen contact meer heeft met zijn broer. De rechtbank wijst er op dat op eiser de rechtsplicht rust Nederland te verlaten welke plicht onder meer meebrengt dat hij volledige en actieve medewerking dient te verlenen aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit om zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. Het is dus ook aan eiser om zijn nationaliteit te onderbouwen met documenten of relevante informatie. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser daadwerkelijk alle hem ten dienste staande mogelijkheden heeft benut om invulling te geven aan zijn medewerkingsplicht, hetgeen in direct verband staat met zijn vreemdelingenrechtelijke detentie en de duur daarvan. De enkele verklaring van eiser dat hij niet in staat is om stukken te verkrijgen en dat hij heeft gebeld met de Tunesische ambassade en dat hij in dit verband geen documenten kan overleggen, volstaat niet, gelet op zijn eerdere verklaringen. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd contact te krijgen met de personen bij wie hij stelt dat documenten liggen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat ten aanzien van eiser thans nog zicht op uitzetting naar Tunesië bestaat. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 november 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.