Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.VERENIGING VAN APPARTEMENTSEIGENAREN WINKELS EN WONINGEN “ [adres] ”,
2.
VERENIGING VAN APPARTEMENTSEIGENAREN WINKELS “ [adres] ”,
1.STICHTING COLLECTIEF BEHEER WINKELCENTRA,
2.
MVGM VASTGOEDMANAGEMENT B.V.,
1.Inleiding
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Stichting Collectief Beheer Winkelcentra (CBW) heet voortaan MVGM Winkel VvE Management”. Hoewel de VvE’s kan worden toegegeven dat deze vermelding erop zou kunnen duiden dat CBW en MVGM zijn gefuseerd, is daarvan niet gebleken. Integendeel, uit de door de VvE’s zelf in het geding gebrachte uittreksels uit het Handelsregister volgt dat (nog steeds) sprake is van twee afzonderlijke rechtspersonen, te weten de stichting Collectief Beheer Winkelcentra en de besloten vennootschap MVGM Vastgoedmanagement B.V. De vermelding op de hiervoor genoemde website, die volgens CBW en MVGM onjuist is, brengt niet mee dat beide rechtspersonen toch als één rechtspersoon moeten worden beschouwd. Dat bestuurders van CBW tevens bestuurder en aandeelhouders zijn (geweest) van MVGM, en CBW naast bestuurders geen ander personeel in dienst heeft, leidt er evenmin toe dat beide entiteiten zijn te vereenzelvigen.
facturen CBW aan VvE (zijn) aangaande het beheer van MVGM betreffende de jaren 2014,2015, 2016, 2018 en 2019”. [1] Ook dit duidt eerder op een contractuele relatie tussen de VvE’s met CBW dan met MVGM. Uit dit alles volgt dat het ervoor gehouden moet worden dat CBW, zoals zij en MVGM ook hebben gesteld, de uitvoering van de bestuurstaken voor de VvE’s, inclusief de daartoe behorende beheerwerkzaamheden, heeft uitbesteed aan MVGM, en MVGM bij de uitvoering van die taken en werkzaamheden heeft gehandeld namens CBW. Dit betekent dat de vorderingen tegen MVGM ook voor zover deze betrekking hebben op werkzaamheden die zij als beheerder zou hebben verricht of zou moeten hebben verricht, worden afgewezen.
uit de notulen en het getuigenverhoor blijkt dat er niet eens een kascommissie was”. De rechtbank overweegt dat uit artikel 5:135 BW in verbinding met artikel 5:48 lid 2 BW volgt dat de vergadering van de VvE’s jaarlijks een commissie van ten minste twee leden benoemt die de door het bestuur aan de VvE’s ter goedkeuring voorgelegde balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, onderzoekt en aan de vergadering verslag uitbrengt van haar bevindingen. [naam 1] heeft als getuige verklaard dat er altijd een kascommissie was van twee leden voor beide VvE’s, maar dat het zich enkele keren heeft voorgedaan dat deze leden niet (meer) beschikbaar waren dan wel zich hadden teruggetrokken, waarna “
voor de pragmatische oplossing (is) gekozen om tijdens de vergadering de facturen ter inzage aan de leden te geven”. Deze verklaring vindt steun in de overgelegde notulen van de VvE’s (2014, 2015 en 2017), waaruit blijkt dat de VvE’s zelf tot deze werkwijze hebben besloten. Nu het aan de vergadering van de VvE’s is om leden voor de kascommissie te benoemen en uit de verklaring van [naam 1] en de notulen blijkt dat in bedoelde gevallen geen van de leden bereid was om in de kascommissie plaats te nemen, valt niet in te zien dat deze “pragmatische oplossing” onbehoorlijke taakvervulling van CBW als bestuurder oplevert.
dat een professioneel bestuurder (…) een procedure over onbetaalde VvE bijdragen niet eens succesvol kan afronden, spreekt boekdelen”, aldus de VvE’s. Wat de overwegingen zijn geweest om de vordering tegen DVB in te trekken, is duister gebleven. In beginsel rust op CBW de verplichting hierover helderheid te verschaffen. Maar in de in nr. 3.9 bedoelde schikking van 9 juli 2019, die door de VvE’s is overgelegd en waarop zij zich in ander verband beroepen, is het volgende opgenomen:
[naam 7] en [naam 6] zijn samen voorzitter van de vergadering van eigenaren. (…)
, rechtbank) opdracht geven om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 26 april 2019.”
- Groot onderhoud beton- en houtwerk blok 1 - 4 (hoofdsplitsing)
- Voegwerk/gevelonderhoud blok 1 - 4 (hoofdsplitsing)
- Schilder- en reinigingswerk blok 1 - 4 (ondersplitsing winkels)
de leden (zijn) overgehaald mee te werken aan een opdrachtverstrekking tot groot onderhoud” waren te weinig stemmen aanwezig voor een rechtsgeldige vergadering, waardoor ook geen rechtsgeldige besluiten konden worden genomen.
vastgesteld” dat in afwijking van deze vermeldingen in de notulen bij de vergaderingen in 2017 toch niet het voor de besluitvorming vereiste aantal stemmen aanwezig was. Dat en waarom dit zo zou zijn, hebben de VvE’s in het geheel niet onderbouwd, zodat de rechtbank deze stelling als onvoldoende gemotiveerd passeert.
De heer [naam 1] neemt de begroting 2018 door met de vergadering. De vergadering keurt de begroting 2018 met algemene stemmen goed (…)
De voorgestelde onttrekking voor het groot onderhoud wordt goedgekeurd, middels een offertevergelijk wordt de opdracht aan De Groep gegund, de heer [naam 4] zal mede als contactpersoon ter plaatse fungeren.”
helaas niet meer is achterhaald of tijdens de ALV is gesproken over het exacte mandaat van de heer [naam 4]”. De rechtbank constateert dat in de notulen van de vergadering van 13 juli 2017 van VvE Winkels & Wonen slechts is opgenomen dat de heer [naam 4] als contactpersoon ter plaatse zal fungeren. Hierin is niet begrepen dat deze VvE de heer [naam 4] ten aanzien van eventueel meerwerk enige volmacht heeft gegeven. Verder hebben CBW/MVGM gesteld dat in de praktijk de VvE’s meerwerk achteraf, nadat dit in de volgende algemene vergadering was toegelicht, plachten te accorderen. De rechtbank is echter van oordeel dat CBW door niet vooraf goedkeuring van de VvE’s te vragen, zelf het risico moet dragen dat de VvE’s achteraf niet met het meerwerk instemmen en zich er niet op kan beroepen dat in het verleden door de VvE’s wel achteraf met meerwerk is ingestemd. De conclusie is dat CBW verwijtbaar in strijd met artikel 3b lid 18 van de splitsingsakte (hiervoor aangehaald in nr. 3.3) heeft gehandeld door namens de VvE’s meerwerk te accepteren dan wel daartoe opdracht te geven zonder voorafgaande machtiging van de VvE’s voor zover het gaat om een hoger bedrag dan het equivalent in euro’s van vijfduizend gulden.
in de periode 2018 – 2023 en (…) het resultaat van een onderzoek van vele honderden uren naar misstanden in het bestuur/beheer van (de VvE’s) door CBW/MVGM over de volledige periode 1978 – 2018, alsmede over de daaropvolgende jaren 2019 – 2020 (…)”. Eveneens uit het voorwoord blijkt dat de onderzoekers de door CBW/MVGM veroorzaakte schade vaststellen op “
minimaal € 10.129.697,31”. De rechtbank begrijpt dat het echtpaar [naam 6] voor hun onderzoek nota’s hebben ingediend bij de VvE’s ten bedrage van € 251.341,10. Ter zitting heeft mevrouw [naam 6] toegelicht dat de VvE’s dit bedrag alleen maar hoeven te betalen als deze procedure genoeg oplevert om het appartementencomplex mee te kunnen opknappen en er daarna nog geld overblijft.