ECLI:NL:RBDHA:2024:1946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
SGR 23/1747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en redelijke aanmeldingsduur bezoekersvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die op 17 december 2022 zijn auto parkeerde in Delft, ontving een naheffingsaanslag omdat hij zijn bezoekersvergunning pas 17 minuten na het parkeren had aangemeld. De rechtbank heeft onderzocht of deze aanmeldingsduur redelijk was. Eiser voerde aan dat hij op bezoek was bij een persoon die ondersteuning nodig had, wat de aanmeldtijd beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de aanmeldingsduur van 17 minuten in dit specifieke geval niet onredelijk was en dat eiser onverwijld en ononderbroken uitvoeringshandelingen had verricht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en droeg de verweerder op het griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden van het geval bij het bepalen van de redelijke termijn voor het aanmelden van een vergunning.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/1747

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

6 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 februari 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. In geschil is of aan eiser terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd wegens het parkeren van de auto met kenteken [kenteken] (de auto) op 17 december 2022 omstreeks 11:31 uur aan de [straatnaam] te Delft. Meer specifiek is in geschil of eiser voldoende tijd is gegund om het kenteken van zijn voertuig aan te laten melden volgens de gebruiksvoorwaarden die aan het parkeren met een bezoekersvergunning zijn verbonden.
Niet in geschil is dat eiser heeft geparkeerd op die locatie en daarmee op een plaats waar parkeren (uitsluitend) was toegestaan tegen betaling. Vast staat ook dat de parkeerbelasting op het moment van de controle niet was voldaan. De parkeervergunning (bezoekersvergunning) waarmee eiser wilde parkeren, is niet eerder dan om 11:48 uur aangemeld.
2. De rechtbank overweegt dat uit de wet en jurisprudentie volgt dat iemand die parkeert een redelijke termijn moet worden gegund om parkeerbelasting te voldoen of een vergunning aan te melden. Die redelijke termijn vangt aan direct nadat de auto wordt geparkeerd. De duur van de redelijke termijn hangt af van de omstandigheden van het geval. Iemand die parkeert dient onverwijld en ononderbroken de uitvoeringshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen of de parkeervergunning te activeren.
3. Eiser voert aan dat hij op bezoek was bij iemand die ondersteuning nodig heeft en die door hem wordt ondersteunt. De bewuste persoon is sociaal licht beperkt en weliswaar handig met computers, maar door de beperking wel langzaam in zijn handelen. Daardoor duurt het aanmelden langer dan gemiddeld. Ook heeft die persoon daardoor in eerste instantie de vergunning aangemeld op een verkeerd kenteken; pas iets daarna, ongeveer 17 minuten na aanvang van het parkeren, heeft hij de vergunning aangemeld op het juiste kenteken, namelijk dat van eiser. Ter zitting heeft eiser daaraan nog toegevoegd dat hij de bewuste persoon vooraf – dus nog vóórdat hij bij hem thuis was – alvast had gevraagd hem aan te melden, maar dat desondanks de aanmelding niet eerder was afgerond. Ook heeft eiser ter zitting nog verklaard dat hij, waar verweerder ook op wijst, wellicht de vergunninghouder had kunnen helpen, maar dat hij dit niet doet omdat hij diens privacy respecteert – waarop de bewuste persoon ook zeer gesteld is – en het vanuit dat oogpunt niet wenselijk of acceptabel vindt om diens computer over te nemen om de aanmelding te bespoedigen.
4. De vraag die zich aandient is of eiser, door te handelen zoals hij deed, onverwijld en ononderbroken uitvoeringshandelingen heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De rechtbank acht ten eerste aannemelijk dat eiser onverwijld nadat de auto is geparkeerd, is gestart met het verrichten van uitvoeringshandelingen, in dit geval het (laten) aanmelden van de bezoekersvergunning. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat de vergunninghouder onafgebroken bezig is geweest met de uitvoeringshandelingen (het aanmelden van de vergunning). Verder is de rechtbank van oordeel dat onder de specifieke omstandigheden van dit geval (zie onder 3.), de aanmeldingsduur van 17 minuten niet onredelijk lang is en dat daarmee dus niet de onder 2. bedoelde redelijke termijn die een parkeerder moet worden gegund om een vergunning aan te melden, is overschreden. De rechtbank verwerpt aldus het andersluidende standpunt van verweerder. Verweerder heeft dienaangaande ook niet gesteld welke aanmeldingstijd in zijn ogen voor dit specifieke geval wel redelijk zou zijn; hij heeft volstaan met de constatering dat die met 17 minuten in ieder geval is overschreden. Verweerder miskent daarbij naar het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheden van dit geval – zoals door eiser onweersproken weergegeven – een langere aanmeldingsduur rechtvaardigen dan bij een gemiddelde parkeerder het geval is en mag worden verwacht/geëist. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende gedaan om de aanmeldingsduur zo kort mogelijk te houden, namelijk door dit direct – in dit geval zelfs vóórdat hij bij het adres aanwezig was – te vragen aan de vergunninghouder. De naheffingsaanslag is dus niet terecht opgelegd.
5. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond verklaard en heeft de rechtbank de naheffingsaanslag vernietigd.
6. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J. Kwestro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).