ECLI:NL:RBDHA:2024:19457
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van dwangsommen en proceskostenveroordeling in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag, is op 14 november 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen een eisende partij, handelende onder de naam [handelsnaam] te [plaats], en de Gemeente Alphen aan den Rijn als gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. M.J.S. Spanjersberg, vorderde een verbod voor de gedaagde partij om executiemaatregelen te treffen op basis van eerder gegeven lasten onder dwangsom. De gedaagde partij heeft de vordering erkend, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen voldoende belang was voor de eisende partij om de vordering te handhaven, aangezien de dwangsommen die op 21 juli 2017 en 4 augustus 2017 waren opgelegd, inmiddels waren verjaard.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de feiten die door de eisende partij zijn aangevoerd, voldoende grondslag bieden voor de vordering, maar heeft deze afgewezen op basis van de verjaring. De gedaagde partij, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de eisende partij. De eisende partij heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, wat betekent dat zij recht heeft op een lager griffierecht en vergoeding van deurwaarderskosten.
In de beslissing heeft de kantonrechter verklaard dat de rechtsvordering van de gemeente Alphen aan den Rijn tot betaling van de verbeurde dwangsommen is verjaard en heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief het salaris van de gemachtigde. De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.