ECLI:NL:RBDHA:2024:19456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL23.24545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Somalische eiser met ongerijmde verklaringen over problemen met zwager en beperkte medische noodzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 24 augustus 2023 afgewezen als ongegrond, met als argument dat de verklaringen van de eiser over problemen met zijn zwager ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij in juli 2022 naar Somalië is gereisd, waar hij werd ontvoerd door zijn zwager. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft over de geloofwaardigheid van deze verklaringen, vooral omdat eiser na de ontvoering nog een maand zonder problemen in Mogadishu heeft kunnen verblijven. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat de gestelde problemen met de zwager niet zwaarwegend genoeg zijn om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser over zijn handicap en de gezondheidszorg in Somalië beoordeeld. Eiser stelt dat hij medische zorg nodig heeft vanwege amputaties, maar het Bureau Medische Advisering heeft geconcludeerd dat er geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten is. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen reëel risico is op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24545

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: K. Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 augustus 2023 (het bestreden besluit) deze aanvraag afgewezen als ongegrond. [2] Daarnaast is aan eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend voor de periode 24 augustus 2023 tot
24 februari 2024.
1.1.
Eiser heeft op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (NL23.24545).
1.2.
Bij besluit van 20 februari 2024 is aan eiser nogmaals voorlopig uitstel van vertrek verleend voor de periode 24 februari 2024 tot 24 augustus 2024.
1.3.
Bij besluit van 13 augustus 2024 heeft de minister ambtshalve besloten geen uitstel van vertrek te verlenen aan eiser. [3]
1.4.
Eiser heeft op 14 augustus 2024 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (NL24.32019).
1.5.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Y. E-Rramdani als tolk en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Het asielrelaas
2. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1998. Eiser heeft op 8 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2.1.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag onder meer ten grondslag gelegd dat hij in
juli 2022 naar Somalië is gegaan omdat hij niet langer in Saoedi-Arabië kon verblijven. Na twee maanden in Somalië te zijn is eiser ontvoerd en bedreigd door zijn zwager. Zijn zwager deed dit volgens eiser omdat zijn dochter (eisers nichtje) in Saoedi-Arabië verblijft bij eisers zus. Door de ontvoering van eiser wilde de zwager eisers familie onder druk zetten. Na deze ontvoering heeft eiser in oktober 2022 besloten Somalië te verlaten en is eiser uitgereisd naar Turkije. Via verschillende landen (Rusland, Wit-Rusland, Polen en Duitsland) is eiser in Nederland gekomen. Bij terugkeer vreest eiser voor zijn zwager, de rekrutering door Al Shabaab, hij is bang voor eventuele acties van zijn zwager en voor de algemene onveilige situatie in Somalië.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met zwager.
4. De minister acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De minister acht de verklaringen over de problemen met de zwager van eiser ongeloofwaardig. De minister werpt eiser tegen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt hoe zijn zwager op de hoogte was van het feit dat eiser naar Somalië was gereisd en dat eiser niet op een aannemelijke manier heeft verklaard over de bedreigingen zijn geuit door zijn zwager en over de ontvoering. Daarnaast stelt de minister zich op het standpunt dat het feit dat eiser na de ontvoering nog een maand zonder problemen in Somalië heeft kunnen verblijven, afbreuk doet aan de gestelde problemen met zijn zwager. Ten slotte heeft de minister eiser tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft verklaard over de gebeurtenissen rondom het vertrek uit Somalië. Daarom is de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Beoordeling rechtbank
Geen uitstel zienswijze
5. Eiser voert aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat geen uitstel is verleend voor het indienen van de zienswijze. Eiser is van mening dat hij in zijn belangen is geschaad, nu hem een instantie is ontnomen.
5.1.
De rechtbank overweegt over de afwijzing van het verzoek om uitstel als volgt. Volgens paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) zijn er een aantal redenen om uitstel te verlenen voor het indienen van een zienswijze. Overeenkomstig artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister geen uitstel aan eiser had hoeven verlenen voor het indienen van zijn zienswijze. In het geval van eiser is het voornemen op 22 augustus 2023 bekend gemaakt. De termijn voor het indienen van een zienswijze verliep daarom op 23 augustus 2023 om 23.59 uur. De gemachtigde van eiser heeft op
23 augustus 2023 uitstel gevraagd omdat zij in verband met de zomervakantie een paar dagen afwezig was. Uit paragraaf C1/2.12 van de Vc 2000 volgt, voor zover hier van belang:
dat bij vakantie van de gemachtigde van de vreemdeling uitstel van vijf werkdagen wordt verleend na de vakantie van de gemachtigde als de vakantie ten minste één maand tevoren en met betrekking tot elke betreffende zaak schriftelijk is gemeld aan de IND.
De rechtbank is niet gebleken dat gemachtigde haar vakantie ten minste één maand van te voren heeft gemeld bij de minister. De gemachtigde heeft pas op de dag dat de zienswijze ingediend moest worden, om uitstel gevraagd. De minister heeft dit verzoek om uitstel te laat kunnen vinden. Daarbij betrekt de rechtbank dat de minister ter zitting heeft toegelicht dat de asielaanvraag van eiser is behandeld in de algemene asielprocedure en dat eiser bij brief van 25 juli 2023 op de hoogte is gesteld van het verloop van die procedure. Gemachtigde was daarmee van te voren op de hoogte wanneer de zienswijze ingediend moest worden. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister geen aanleiding heeft hoeven zien om op grond van artikel 4:84 van de Awb van zijn beleid af te wijken. Eiser heeft niet onderbouwd dat het niet kunnen indienen van de zienswijze onevenredige gevolgen voor hem teweeg heeft gebracht. Nu eiser zijn gronden alsnog in de beroepsfase bij de rechtbank naar voren heeft kunnen brengen, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet is geschaad in zijn belangen.
Geloofwaardigheid asielrelaas
6. Eiser voert aan dat hij geloofwaardige en consistente verklaringen heeft afgelegd over de problemen met zijn zwager. Van eiser kan niet worden verwacht dat hij een gedetailleerde verklaring kan afleggen hoe zijn zwager wist dat hij naar Somalië was gereisd of waarom hij eisers tante niet zou bedreigen. Eiser stelt zich daarnaast op het standpunt dat in het voornemen ten onrechte niet is meegenomen dat de verblijfsstatus van eiser in Saoedi-Arabië was geëindigd en hij daarom (gedwongen) het land moest verlaten. De enige mogelijkheid was terugkeren naar Somalië, hij had immers nergens anders een verblijfsrecht. Eiser dacht overigens niet dat zijn zwager de geuite bedreigingen daadwerkelijk ging uitvoeren. Eiser stelt verder dat hij consistent heeft verklaard over de ontvoering en over zijn vertrek uit Somalië (een maand na de ontvoering). Voor zover de minister een vestigingsalternatief heeft willen tegenwerpen aan eiser, is eiser van mening dat als hij in Mogadishu al niet veilig kan verblijven, hij dit in de rest van Somalië al helemaal niet kan.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de problemen met de zwager ongeloofwaardig kunnen achten. De minister heeft eiser kunnen tegenwerpen dat hij ongerijmd heeft verklaard over de bedreigingen van zijn zwager. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij bij terugkeer naar Somalië niet direct problemen verwacht, hij niet verwacht had dat zijn zwager persoonlijk naar hem toe zou komen en dat Mogadishu een grote stad is. Anderzijds heeft hij verklaard dat het in de wijk waar hij woonde in Saoedi-Arabië een kwestie is van ons kent ons en het een kwestie van tijd zou zijn voordat zijn zwager zou horen dat hij in Somalië is.
6.2.
Daarnaast heeft de minister eiser mogen tegenwerpen dat hij zeer beperkt heeft verklaard over de ontvoering door zijn zwager. Zo heeft eiser slechts verklaard dat hij in een auto is gezet en dat ze vervolgens 40 minuten hebben gereden naar een afgelegen plek. De minister heeft het vreemd kunnen vinden dat eiser niet heeft kunnen verklaren over hoe de mannen die hem ontvoerd zouden hebben er uit zagen en waarover werd gesproken in de auto.
6.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister het vreemd heeft mogen vinden dat eiser na de ontvoering nog een maand, zonder problemen, in Mogadishu heeft kunnen verblijven. Eiser heeft immers verklaard dat hij tijdens de ontvoering met de dood is bedreigd en dat hij tegen zijn zwager heeft gezegd dat hij zal zorgen dat zijn dochter terug komt. De minister heeft het bevreemdingwekkend mogen vinden dat eiser in die maand niks van zijn zwager heeft gehoord. Daarnaast heeft de minister de verklaring van eiser dat zijn zwager na zijn vertrek bij zijn tante is geweest, maar dat hij zijn tante niet bedreigd heeft, ongerijmd kunnen vinden. De enkele verklaring van eiser dat zijn tante op leeftijd is, heeft de minister onvoldoende kunnen vinden. De minister heeft daarbij terecht betrokken dat eiser niet weet wat er tussen zijn tante en zijn zwager is gebeurd, omdat hij daar niet naar gevraagd heeft. De verklaring dat zijn tante hem daar toch niks over zou vertellen in het geval hij er wel naar gevraagd had, heeft de minister onvoldoende kunnen vinden.
6.4.
Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat de minister ten onrechte een vestigingsalternatief heeft tegengeworpen, overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister benadrukt dat de minister geen vestigingsalternatief heeft willen tegenwerpen, maar dat deze overweging ten overvloede is opgenomen in het voornemen. De minister heeft ter zitting toegelicht dat eiser een volwassen onafhankelijke man is die zich elders in Somalië zou kunnen vestigen.
6.5.
Gelet op de tegenstrijdigheden in het relaas van eiser, heeft de minister niet ten onrechte de conclusie getrokken dat de gestelde problemen met de zwager ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het eerste element, dat wel geloofwaardig is geacht, niet zwaarwegend genoeg is om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Terugkeerders zonder netwerk
7. Eiser stelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiser een terugkerende Somaliër is zonder netwerk. De minister heeft volgens eiser ten onrechte gesteld dat eiser afkomstig is uit Mogadishu, eiser is immers geboren en getogen in Saoedi-Arabië. Gezien de stammencultuur in Somalië zal hij worden gezien als buitenstaander en gediscrimineerd worden omdat hij is opgegroeid in Saoedi-Arabië. Volgens eiser heeft de minister hieraan te weinig waarde toegekend en heeft de minister zijn standpunt onvoldoende onderbouwd met landeninformatie. Eiser verwijst naar een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 18 september 2024 [4] en naar een mailwisseling met Somalië-expert Markus Hoehne van 29 augustus 2024. Uit deze informatie blijkt volgens eiser dat het erg belangrijk is om familie of een netwerk in Somalië te hebben, omdat eigenlijk alle economische, sociale en politieke kwesties in Somalië worden geregeld via (uitgebreide) familienetwerken. Buiten zijn tante heeft eiser niemand in Somalië, zijn hele familie woont in Saoedi-Arabië. Daar komt nog bij dat eiser sinds het overlijden van zijn oom geen contact meer heeft met zijn tante. Eiser zal zich, mede gezien zijn handicap en de problemen met zijn zwager/Al Shabaab, zonder netwerk niet kunnen handhaven in Somalië. Volgens eiser leidt dit tot een schending van artikel 3 van het EVRM.
7.1.
De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiser kan terugkeren naar Somalië. De rechtbank betrekt daarbij dat de minister heeft overwogen dat de algemene veiligheidssituatie in Somalië niet dusdanig is dat terugkeer direct leidt tot een schending van artikel 3 van het EVRM. De minister heeft overwogen dat Mogadishu niet onder de macht staat van Al Shabaab valt en dat eiser bij terugkeer niet direct problemen zal ondervinden met Al-Shabaab. De door eiser in beroep overgelegde informatie leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld eiser heeft verklaard dat hij weliswaar moeilijkheden/pesterijen heeft meegemaakt in Somalië, maar dat geen sprake is geweest van discriminatie. Daarnaast heeft de gemachtigde van de minister ter zitting verduidelijkt dat de minister niet het standpunt inneemt dat eiser afkomstig is uit Mogadishu, maar dat hij het laatste halfjaar voordat hij naar Europa is gekomen in Mogadishu heeft verbleven. Eiser is zelfstandig van Saoedi-Arabië naar Mogadishu gereisd en heeft daar een half jaar verbleven. De gemachtigde van de minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de informatie van VluchtelingenWerk Nederland en Markus Hoehne met betrekking tot terugkeerders zonder netwerk niet op eiser van toepassing is, aangezien eiser niet heeft onderbouwd dat zijn oom is overleden en dat hij (daardoor) geen contact meer heeft met zijn tante. Bovendien heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat eiser een volwassen man is en dat van hem verwacht kan worden dat hij zichzelf staande houdt in Mogadishu.
Handicap/gezondheidszorg in Somalië
8. Eiser stelt dat hij vanwege zijn handicap en het gebrek aan gezondheidszorg in Somalië een risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eisers tien tenen en een deel van zijn voet zijn geamputeerd. Eiser heeft behandeling en aangepaste schoenen nodig. Eiser verwijst onder andere naar informatie van de EUAA [5] , de Somali Young Doctors Association [6] en naar een uitspraak van de UN Independent Expert on Human Rights in Somalia van april 2022 [7] . Uit deze informatie blijkt volgens eiser dat de gezondheidszorg in Somalië ontoereikend is, zeker voor eiser die nog steeds medische zorg nodig heeft vanwege de amputatie.
8.1.
De minister heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd advies uit te brengen over de medische situatie van eiser. Het BMA heeft op 1 augustus 2024 advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat bij het uitblijven van medische behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. Uitblijven van aangepast schoeisel en/of podotherapeutische behandeling kan leiden tot een hinderlijke beperking in het looppatroon, maar zal niet leiden tot levensbedreigende complicaties of
volledige ADL [8] -afhankelijkheid. Omdat door uitblijven van behandeling er geen medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden verwacht wordt en omdat ook geen fysieke overdracht aan een medische instelling/behandelaar noodzakelijk is, zijn de landgebonden vragen niet beantwoord.
8.2.
Nu eiser dit BMA-advies inhoudelijk niet heeft bestreden, is de rechtbank van oordeel dat uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de rechtspraak van het EHRM zich in het geval van eiser niet voordoen. De medische verklaring die eiser op
23 september 2024 heeft overgelegd, geeft geen aanleiding voor een ander standpunt. De gemachtigde van de minister heeft zich tijdens de zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit deze verklaring niet blijkt wie deze verklaring heeft opgesteld, de verklaring niet is geprint op officieel briefpapier en dat de verklaring niet is gedateerd. De herkomst van de brief staat dus niet vast. Bovendien is de daarin vermelde opmerking dat het litteken eerst onderzocht dan wel behandeld moet worden, onvoldoende om aan te nemen dat eiser dit onderzoek of behandeling niet in Somalië zou kunnen krijgen.
8.3.
De minister heeft zich gezien het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W.M. Heyman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs - van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 01 november 2024.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
4.Brief van VluchtelingenWerk Nederland over Terugkeerders zonder netwerk in Somalië
5.EUAA, Country Guidance: Somalia, augustus 2023.
6.https://www.ecoi.net/en/document/2094623.html
7.https://www.ohchr.org/en/press-releases/2022/04/somalia-un-expert-warns-health-care-standards-dangerously-low.
8.Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen.