ECLI:NL:RBDHA:2024:19454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL24.44251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Roemeense nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 15 oktober 2024, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 12 november 2024 heeft de minister de maatregel van bewaring opgeheven, waarna eiser akkoord ging met schriftelijke afdoening van het beroep. De rechtbank heeft op 19 november 2024 de gronden van het beroep en het verweerschrift ontvangen en het onderzoek op 20 november 2024 gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser. De rechtbank concludeert dat de gronden feitelijk juist zijn en voldoende gemotiveerd, wat leidt tot de conclusie dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. Eiser had eerder de mogelijkheid om zelfstandig terug te keren naar Roemenië, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 12 november 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 19 november 2024 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 19 november 2024 een verweerschrift ingediend. Op 20 november 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 199 en de Roemeense nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende gemotiveerd. Hieruit volgt dat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Deze gronden tezamen zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. [1]
5. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij met hulp van zijn broer een vliegticket zou kunnen bemachtigen om naar Roemenië terug te keren.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om het risico op onttrekking te ondervangen. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat sprake is van een risico op onttrekking. Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat eiser ruimschoots de mogelijkheid heeft gehad om zelfstandig terug te keren naar Roemenië. Het terugkeerbesluit waaruit de plicht voortvloeit voor eiser om terug te keren naar Roemenië dateert namelijk van 23 juli 2024. [2] Echter eiser heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Verweerder overweegt gelet daarop terecht dat de enkele mededeling van eiser dat zijn broer een vliegticket kan kopen, verweerder niet de verzekering geeft dat eiser nu wél zelfstandig zal terugkeren. Eiser beschikt bovendien niet over identiteitspapieren om zelfstandige terugkeer naar Roemenië te realiseren.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 november 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 5.1b eerste lid, van het Vb.
2.Aan eiser is de meeromvattende beschikking op 24 juli 2024 uitgereikt.