ECLI:NL:RBDHA:2024:19426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/09/674210 / JE RK 24-1877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 5 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp en heeft de minderjarige onder toezicht gesteld. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling van een jaar en een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor zes maanden, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de problematiek van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de moeder, de groepsbegeleider van de minderjarige, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de moeder, ondanks haar bereidheid om te helpen, niet in staat is om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend tot 31 januari 2025, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren. De kinderrechter heeft ook gelast dat er voor de volgende zitting een schriftelijke update wordt gegeven over de voortgang van de minderjarige en de mogelijkheden voor terugkeer naar huis.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/674210 / JE RK 24-1877
Datum uitspraak: 5 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 oktober 2024;
- het rapport van de Raad van 23 oktober 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 27 oktober 2024;
  • de e-mailberichten van de moeder met bijlagen van 1 en 4 november 2024;
  • het wijzigingsverzoek van de Raad van 4 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
- de groepsbegeleider van [de minderjarige] .
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 augustus 2024 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 november 2024 alsmede een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de Raad een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de (identiteits)ontwikkeling van [de minderjarige] . De moeder kampt met eigen problematiek. Daarnaast vertoont [de minderjarige] gedragsproblemen en zijn er zorgen over zijn emotieregulatie. [de minderjarige] kan veel agressie vertonen op het moment dat hij zichzelf niet meer in de hand heeft. Tevens heeft de Raad zorgen over de ouder-kind relatie tussen [de minderjarige] en de moeder. Op dit moment is de moeder wel bereid om de zorgen op zich te nemen, maar is zij nog onvoldoende in staat om dit weer te doen. De moeder vindt het ook moeilijk om de hulpverlening te accepteren. Daarbij komt dat de moeder zelf ook veel heeft meegemaakt in haar leven waardoor ze er niet altijd voor [de minderjarige] kan zijn. Gelet op de genoemde zorgen acht de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer komt die ervoor zorgt dat [de minderjarige] de hulp krijgt die hij nodig heeft. Het is belangrijk dat [de minderjarige] leert hoe hij in bepaalde situaties moet reageren om escalaties te voorkomen. Tevens is een gesloten machtiging noodzakelijk om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen en [de minderjarige] de rust te geven die hij nodig heeft. Een terugkeer naar huis is op dit moment niet haalbaar, nu dit te belastend is voor zowel [de minderjarige] als voor de moeder. [de minderjarige] is in deze fase gebaat bij de structuur en duidelijkheid van de gesloten groep.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is tegen de ondertoezichtstelling geen verweer gevoerd, maar wel tegen de gesloten machtiging. De moeder wil het liefst dat [de minderjarige] naar huis komt. De stappen die [de minderjarige] op [instelling] heeft opgebouwd gingen volgens de moeder thuis ook al goed. De moeder is van mening dat [de minderjarige] eerder een vervelende ervaring met een gesloten groep elders heeft gehad en dit hem niet geholpen heeft. Zij vindt de werkwijze van [instelling] ook niet fijn, nu zij een ambulante begeleider heeft gekregen waar zij geen band mee heeft kunnen opbouwen. Verder zou de moeder het goed vinden als [de minderjarige] een mannelijke buddy zou krijgen, omdat dit een positief effect op [de minderjarige] gaat hebben. De advocaat brengt naar voren dat er geen enkele reden is om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. Hij is hier niet op zijn plek en heeft meer sociaal contact nodig. De moeder mag hem beperkt opzoeken en de school is te laat geregeld.
4.2.
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Een ondertoezichtstelling is nodig omdat het de moeder en [de minderjarige] in het vrijwillig kader niet gelukt is om de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] weg te nemen. Wel vindt de gecertificeerde instelling de termijn voor de gesloten machtiging van zes maanden te lang. [de minderjarige] is al wel voldoende gestabiliseerd, maar er moet wel nog behandeling voor zijn problematiek komen. Welke behandeling [de minderjarige] kan gaan volgen is nog niet bekend. Daarvoor zal eerst een expertiseonderzoek moeten plaatsvinden. Naar verwachting zal dit begin december zijn. Uit dit onderzoek moet het perspectief van [de minderjarige] duidelijk worden én zal blijken welke behandeling het meest passend is. Zolang [de minderjarige] op een gesloten groep zit is behandeling niet mogelijk. Daarom denkt de gecertificeerde instelling aan plaatsing in een hybride groep voor [de minderjarige] , nu hij voldoende gestabiliseerd is en zodat hij behandeling kan gaan starten. Tevens ziet de gecertificeerde instelling dat er een probleem in de hechtingsrelatie van de moeder en [de minderjarige] zit. Daar moet verder aan gewerkt worden. De moeder doet haar best, maar is nog niet altijd goed in de samenwerking.
4.3.
De groepsbegeleider van [de minderjarige] brengt naar voren dat [de minderjarige] inderdaad een buddy zou willen. Er moet gekeken worden of daar vanuit [instelling] budget voor is. Tevens is [de minderjarige] sinds de afbouw van zijn medicatie meer zelfstandig geworden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . De moeder heeft veel meegemaakt. [de minderjarige] heeft last van gedragsproblemen bij de moeder thuis en op [instelling] . Door het verleden zijn er ook problemen in de hechtingsrelatie tussen de moeder en [de minderjarige] . Het is belangrijk dat er toezicht gehouden wordt op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Alle betrokkenen zijn het eens met de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.4.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode tot 31 januari 2025 met aanhouding van het overige.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Het is op dit moment te vroeg voor [de minderjarige] om weer naar huis te gaan. Het is ook nog onduidelijk wat voor behandeling voor [de minderjarige] ingezet gaat worden. Begin december vindt de expertisetafel plaats. Daaruit zal een advies volgen.
Voor de volgende zitting moet het duidelijk zijn geworden hoe [de minderjarige] is omgegaan met eventuele vrijheden en school. De school is recent voor hem gestart, dus kan vanaf nu gevolgd worden hoe deze taak door hem wordt opgepakt. Vrijheden kunnen verder worden opgebouwd de komende periode en ook hier zal gevolgd moeten worden of [de minderjarige] er in slaagt zich aan afspraken te houden. Bij terugval is de machtiging noodzakelijk om weer wat strakker toezicht te houden. Daarnaast zullen de komende maanden de mogelijkheden om weer bij de moeder thuis te wonen zijn onderzocht. Tot slot is het belangrijk dat er in de komende periode concrete stappen worden genomen in wat voor behandeling er voor [de minderjarige] zal worden ingezet en deze zo spoedig mogelijk te starten. Ook de meerwaarde van een (mannelijke) buddy kan op een nieuwe zitting besproken worden, mocht deze in de komende maanden al kunnen starten. De gecertificeerde instelling zal via een schriftelijke update de kinderrechter dienen te voorzien van bovenstaande informatie voorafgaand aan de nieuwe zitting.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 5 november 2024 tot 5 november 2025
6.2.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 november 2024 tot 31 januari 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 31 januari 2025;
6.4.
gelast de Raad en de gecertificeerde instelling
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de voornoemde zitting
een schriftelijke updateaan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden;
6.5.
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad
- de gecertificeerde instelling;
- [de minderjarige] en zijn advocaat;
- de moeder.
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 13 november 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.