ECLI:NL:RBDHA:2024:19402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
AWB 23/2853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak ter voorkoming van uitzetting

Op 21 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier werd afgewezen. Dit besluit, gedateerd op 2 maart 2023, hield in dat verzoekster niet in Nederland mocht zijn en dus zou kunnen worden uitgezet. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er op haar bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien verzoekster het risico liep te worden uitgezet. In een brief van 14 november 2024 had de verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek om een voorlopige voorziening. Beide partijen gaven toestemming om buiten zitting te beslissen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk gegrond was en heeft het toegewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/2853
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Inleiding

In het besluit van 2 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘humanitair niet-tijdelijk; privéleven in het kader van artikel 8 EVRM’ afgewezen.
Verzoekster heeft bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat zij niet zal worden uitgezet tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Het primaire besluit houdt onder meer in dat verzoekster niet in Nederland mag zijn en dus zou kunnen worden uitgezet. Hiermee is de vereiste onverwijlde spoed gegeven.
3. In de brief aan de voorzieningenrechter van 14 november 2024 heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. Beide partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om buiten zitting op het verzoek te beslissen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek als kennelijk gegrond toe te wijzen.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt verboden om verzoekster uit te zetten totdat vier weken zijn verstreken nadat het besluit op haar bezwaarschrift is bekendgemaakt;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.