ECLI:NL:RBDHA:2024:19394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
23/4399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor kap van bomen; belangenafweging en onderzoek naar alternatieven

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] B.V. en [eiser 2] B.V., beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin een omgevingsvergunning voor de kap van zes bomen op het perceel Parkweg 9 te Den Haag is verleend, maar de kap van één specifieke boom, een Amerikaanse linde, is geweigerd. De rechtbank heeft op 26 november 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de vergunning voor de kap van de Amerikaanse linde prematuur is, omdat niet alle mogelijkheden voor behoud van de boom zijn onderzocht. De rechtbank stelt vast dat de eisers voldoende hebben aangetoond dat de kap van de boom noodzakelijk is voor de uitvoering van hun bouwplannen, en dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de boom behouden kan blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangenafweging opnieuw moet worden uitgevoerd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente de proceskosten van de eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4399
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen
[eiser 1] B.V., uit [vestigingsplaats 1], en
[eiser 2] B.V., uit [vestigingsplaats 2], eisers
(gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Kremers).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde partij], uit [woonplaats].
Inleiding
1.1 In het besluit van 23 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers een omgevingsvergunning verleend voor de kap van zes bomen op het perceel Parkweg 9 te Den Haag (het perceel). De kap van één boom op het perceel is geweigerd.
1.2 In het besluit van 25 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
1.3 Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld, samen met de beroepen in de zaken met nummers SGR 22/4228 en 24/3422. In die zaken zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.
1.6 Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, vergezeld door [naam 1] en [naam 2], de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam 3] en
[naam 4], en [derde partij].
Totstandkoming van het besluit
2.1 Aan eisers, eigenaars van het perceel, is bij besluit van 25 mei 2022 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 11 appartementen met een ondergrondse stallingsgarage op het perceel. Eisers achten het voor de bouw nodig is dat er bomen gekapt worden. Eisers hebben op 14 juli 2022 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor de kap van 7 bomen, waaronder boom 2. Boom 2, een Amerikaanse linde, staat op de openbare weg en is eigendom van de gemeente. Boom 2 staat op de aanrijdroute voor het bouwverkeer van en naar het perceel.
2.2 Eisers hebben ten behoeve van de aanvraag ten aanzien van boom 2 een verplantbaarheidsonderzoek laten uitvoeren door Copijn boomspecialisten (Copijn). In het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport van Copijn van 10 december 2021 is een negatief verplantadvies gegeven, omdat de verplantbaarheid van boom 2 als slecht wordt beoordeeld. Verder is in het advies vermeld dat de kans op behoud van boom 2 op zijn huidige plaats niet geheel is uit te sluiten. Dan moet wel een zware kroonreductie worden toegepast van 30 tot 40%.
2.3 Bij de aanvraag hebben eisers ook een in opdracht van hen door Copijn uitgevoerd Bomen Effect Analyse van 30 juni 2022 gevoegd. Daarin is ten aanzien van boom 2 vermeld dat dit een kwetsbare boom is, die naar verwachting met het nodige maatwerk ingepast kan worden. Uit het verplantbaarheidsonderzoek is gebleken dat boom 2 niet verplantbaar is. Er kan gestreefd worden naar behoud van de boom. Geadviseerd wordt om de kroon van boom 2 met maximaal 25-30% in te nemen om voldoende ruimte te scheppen voor (hijs-)werkzaamheden en dergelijke. In het hoofdstuk “Alternatieven” is vermeld:
“De insteek vanaf de rijbaan naar het toekomstige bouwterrein tussen boom 2 en 3 is beperkt. De mogelijkheden dienen te worden onderzocht om gedurende het gehele sloop en ontwikkelproces te allen tijde materiaal van beperkte omvang in te zetten. De aannemer dient de minimaal benodigde ruimte aan te geven. Op basis daarvan kunnen de bomen zodanig in vorm worden gesnoeid dat een belangrijk deel van de kronen gespaard blijft. Zoals benoemd in paragraaf 5.1 is nader uit te werken maatwerk ten aanzien van boombescherming essentieel. Uiteraard dient de gemeente van te voren in te stemmen met benodigde specifieke snoei van twee van haar bomen. Na oplevering van het gehele project zijn er naar verwachting nog enkele extra snoeiingrepen ten behoeve van het herstel van de kroonvorm noodzakelijk. Er dient derhalve een snoeiplan te worden uitgewerkt en vervolgens te worden goedgekeurd.”
2.4 Op 8 december 2022 hebben eisers verweerder naar aanleiding van door verweerder gestelde vragen over alternatieven waarbij boom 2 behouden kan blijven het volgende bericht:
“- Los van het feit dat de kosten hierdoor buitensporig hoog worden, is transport met klein materieel in veel gevallen wel mogelijk. Ook met kleinere vrachtwagens blijft het overigens heel krap tussen de 2 bomen door waarbij schade aan de bomen zeer waarschijnlijk zal zijn. Het bepalende in dit geval zijn echter de kranen die op het “achterterrein” dienen te worden opgesteld. Alleen een kraan aan de voorzijde is niet mogelijk i.v.m. de maximale vlucht en last van de beschikbare kranen.
Zonder de boom te kappen kan de kraan niet indraaien naar het achterterrein.
- Alternatieve aanrijdroutes zijn onderzocht. Gekeken is bijvoorbeeld om via de achterliggende (voormalige) tennisbanen aan te rijden. Bij elk geval moet dan over particulier bezit worden gereden en is dus geen optie. Bij de benadering van beide kanten op de Parkweg is het indraaien met behoud van de Lindeboom niet mogelijk.”
2.5 Op 21 december 2022 heeft de groenbeheerder van de gemeente Den Haag,
[naam 4], een advies uitgebracht. In dat advies heeft de groenbeheerder ten aanzien
van boom 2 onder meer het volgende vermeld:
“Het weigeren van boomnummer 2 Amerikaanse linde is tot stand gekomen door:
- Zeer prominent aanwezig staande aan de openbare wegen onderdeel is van een fraaie hoofd boomstructuur;
- Het snoeien van de kroon geen optie is aangezien de kroon een volwassen stadium heeft bereikt, en dit nauwelijks bijdraagt om ruimte te creëren voor het aanleveren van allerlei bouwmaterialen door groot transport. Vorm van de kroon wordt dan drastisch gesnoeid waarbij de duurzaamheid absoluut in het geding komt.
- De linde niet te verplanten is.
- Aan de projectontwikkelaar meerdere malen is gevraagd om inzichtelijk te krijgen waarom er met groot materiaal gewerkt moet worden. Bij gebruik kleiner materiaal de consequenties zijn voor de bouw.
- Na het inwinnen van advies bij de afdeling DSB beleid en DSO inspectie wordt aangegeven dat de tot nu toe aangeleverde informatie niet toereikend is.”
2.6 In het primaire besluit heeft verweerder – voor zover hier van belang – een omgevingsvergunning voor het kappen van boom 2 geweigerd.
2.7 Tegen het primaire besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Aangezien eisers in de bezwaarfase door een misverstand de hoorzitting niet hebben bijgewoond, zijn ze in de gelegenheid gesteld om per e-mail hun standpunt naar voren te brengen. Eisers hebben per e-mail gereageerd. In die e-mail hebben zij de resultaten vermeld van een onderzoek door Weboma, de onderneming die de sloop van het pand en de bouw van een appartementencomplex op het perceel, zal uitvoeren. Het betreft een onderzoek naar de bereikbaarheid en bouwlogistiek van, naar en op de bouwplaats op het perceel, waarbij steeds is geprobeerd om boom 2 te handhaven. In de e-mail is vermeld:
“1. Kleinere vrachtwagens / mobiele hijskranen:
Het gebruik van kleinere vrachtwagens zou een oplossing kunnen zijn om zo de draaicirkels te verkleinen en het risico tot het beschadigen van de overige bomen in de straat tot een minimum te beperken. Voor het grootste deel van de te gebruiken materialen is het toepasbaar. Er zijn een aantal onderdelen die niet met kleine vrachtwagens geleverd kunnen worden (bijvoorbeeld prefab betonnen balkons en breedplaatvloeren). Omdat deze simpelweg te groot en te zwaar zijn. Om de materialen vervolgens in het gebouw te krijgen hebben we echter hijskranen nodig. Er is onderzocht welk type kraan er maximaal nodig is. Dit wordt bepaald door het meest zware onderdeel die het meest ver van de opstelplaats van de kraan moet worden gelegd. Dit resulteert in dit geval in een 100-Tons mobiele telescoopkraan. Deze kraan kan niet in de straat opgesteld worden omdat dan de bomen sowieso in de weg staan, dus moet de kraan het terrein op. Zie hieronder de draaicirkels weergegeven van de betreffende kraan. In theorie (dus op tekening) zou het net passen tussen de diverse bomen door. Een chauffeur kan de kraan echter niet op de centimeter nauwkeurig manoeuvreren en de kans is zeer groot dat, tijdens de hele bouwtijd, 4 á 5 stuks bomen geraakt worden en beschadigen. De 100-tons kraan is in dit geval maatgevend voor het bereiken van de bouwplaats en kan zonder het verwijderen van boom 2 niet plaatsvinden. De inzet van kleinere vrachtwagens wordt hiermee te niet gedaan.

2.Torenkraan

Aangezien de inzet van mobiele kranen problemen geeft bij het behouden van de boom hebben we ook gekeken naar de inzet van een vaste torenkraan. Het eerste waar we daarbij tegenaan lopen is dat de torenkraan opgebouwd en afgebroken moet worden met minimaal een 100-tons mobiele telescoopkraan. We hebben de 2 mogelijke posities voor een vaste torenkraan bekeken (zie hieronder). Positie 1 valt af omdat de mobiele kraan voor het opbouwen en afbreken van de torenkraan niet in de straat kan staan omdat de giek dan de bomen raakt. Positie 2 zou de beste optie zijn, ware het niet dat dan de kraan voor het opbouwen en afbreken het terrein op moet kunnen rijden. Zoals hierboven bij punt 1 beschreven kan dit niet zonder schade aan de bomen te veroorzaken. Er zijn enkele bouwmaterialen (zoals balkons en breedplaatvloeren) die vanaf de voorzijde gehesen moeten worden vanaf grotere vrachtwagens. Hierbij zitten de straatbomen ten alle tijden in de weg. Kortom: een vaste torenkraan is niet de oplossing.
(…)

4.Alternatieve aanvoerroutes:

De Parkweg via de ‘andere’ zijde inrijden (tegen de rijrichting in) heeft niet veel zin, omdat dan de draaicirkel om het terrein in te rijden alleen maar krapper is. Er zijn mogelijkheden onderzocht om via de achterzijde de bouwplaats te bereiken. Hierbij zijn we genoodzaakt om een tijdelijk weg door particuliere tuinen aan te leggen, waarbij ook bestaand bomen en struiken verwijderd moeten worden. Dit is dan ook geen optie.
Wij moeten helaas de conclusie trekken dat er minimaal 1 straatboom moet worden verwijderd om het te bouwen appartementencomplex technisch mogelijk te maken. Met het behoud van alle straatbomen kunnen wij dit complex niet bouwen zonder (ernstige) schade aan de straatbomen te veroorzaken.”
2.8
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij ten aanzien van boom 2 op het standpunt gesteld dat deze boom behouden kan blijven door de kroon in te nemen. Onderzocht dient te worden of kleiner materieel ingezet kan worden voor het bouwen van de appartementen. Eisers hebben toegelicht waarom dit niet mogelijk is. Hierbij is de noodzaak om een 100-tons mobiele telescoopkraan in te zetten bepalend. Niet alle mogelijkheden zijn echter onderzocht. Ook zijn het bouwveiligheidsplan (inclusief aan- en afvoer) en het plan voor de inrichting van de bouwplaats nog niet ingediend en goedgekeurd. Het verlenen van een vergunning voor de kap van de waardevolle straatboom 2 zou prematuur zijn. Daar komt bij dat eisers geen eigenaar zijn van boom 2 en ook geen machtiging van de eigenaar hebben ingediend, zodat artikel 2:90, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) zich verzet tegen het verlenen van de vergunning. De groenbeheerder heeft geadviseerd om beter te onderzoeken of behoud van boom 2 mogelijk is. De door eisers ingediende rapportages zijn kritisch en op eigen merites beoordeeld. De besluitvorming is dan ook zorgvuldig, aldus verweerder.
2.9
In de beroepsfase hebben eisers een e-mail van 7 maart 2024 van T. Wang, consultant bij Dat.mobility, overgelegd. Daaruit blijkt dat eisers aan Wang hebben gevraagd om nader in te gaan op de manoeuvres die de kraanwagen moet maken om te kunnen arriveren bij het bouwterrein. Wang heeft het volgende vermeld:
“Voor beide wagens is de aankomstmanoeuvre goed te maken. Vanwege het vooruit oprijden van het terrein moeten ze achteraan keren, dat geldt in ieder geval voor de trekker+trailer omdat de manoeuvre achteruit erg moeilijk en gevaarlijk is. Beide ten eerste omdat de wagen dan rechtsom-achteruit moet draaien (de chauffeur zit aan de buitenkant van de bocht): de chauffeur heeft dan niet/nauwelijks zicht naar achteren. Maar vooral omdat de wagen dan achteruit de Parkweg op moet draaien. Dit is het recept voor ongelukken. Voor de kraanwagen kan achteruit de Parkweg op draaien eventueel nog wel: deze manoeuvre komt immers incidenteel voor en kan worden begeleid, maar de frequent komende vrachtwagens zullen vooral zichzelf moeten redden.
De kraanwagen kan met een achteruit keersteken nog wel wegkomen. Wel moet de kraanwagen, zodat deze om boom nr 2 heen kan draaien, de ruimte van de parkeerplaatsen voor Parkweg 16 kunnen gebruiken. Wederom: omdat dit incidenteel voorkomt kan dit waarschijnlijk wel worden geregeld.
De trekker+trailer combinatie kan echter niet de draai om boom nr 2 heen maken. De met paarse lijn aangegeven marge die nodig is voor kleine afwijkingen van de (ideale) lijn zoals in de simulatie, is sowieso niet aanwezig. Maar al in de simulatie raakt de trailer boom nr 2. Bovendien moet, om de draai te kunnen halen, ook nu de parkeerplaats voor nr 16 leeg zijn. In tegenstelling tot de kraanwagen is voor de trekker+trailer een steekbeweging hier geen optie, door de heel krappe draai heeft dit geen effect maar zal de wagen eerder zichzelf klemrijden. Tenslotte moet de wagen nog een uiterst krappe draai maken bij vertrek: de binnenstraal neemt af tot minder dan ½ meter – in de praktijk betekent dit dat de banden van de trailer zijdelings over het trottoir/de weg worden getrokken, dit leidt tot schade aan voertuig en trottoir/wegdek.
Deze problemen kunnen grotendeels worden voorkomen als de ruimte van boom nr 2 gebruikt kan worden, zoals in de eerder toegestuurde tekening T01.10 is weergegeven. Wel blijft ook dan gebruik van de ruimte van het parkeervak voor Parkweg nr 16 noodzakelijk.”
Beoordeling door de rechtbank
Overgangsrecht
3.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.2
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 juli 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Toetsingskader
4.1
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
4.2
Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
4.3
In artikel 2:87 van de APV, zoals die gold ten tijde hier van belang, is bepaald dat het verboden is een houtopstand zonder vergunning van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
4.4
In artikel 2:88 van de APV is bepaald dat het bevoegd gezag de vergunning of ontheffing, als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, kan weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
- natuur- educatieve en milieuwaarden;
- belevings- en gebruikswaarden.
4.5
In artikel 2:90, eerste lid, van de APV is bepaald dat een ontheffing of een vergunning dient te worden aangevraagd door, namens of met toestemming van de eigenaar of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
4.6
Het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen is gelet op de bewoordingen van artikel 4:11 van de APV een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit betekent dat verweerder daarbij beleidsruimte heeft. De bestuursrechter toetst aan de hand van de beroepsgronden of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning heeft kunnen besluiten.
Beroepsgronden over de weigeringsgronden van de APV en de gevolgde procedure
5.1
Eisers hebben aangevoerd dat in artikel 2:88 van de APV een limitatief aantal weigeringsgronden is opgenomen en dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit heeft overwogen dat de vergunning geweigerd moet worden, omdat de aanvraag prematuur is. Deze weigeringsgrond is niet in de APV opgenomen en kan daarom niet aan de weigering voor het kappen van boom 2 ten grondslag worden gelegd.
5.2
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit vermeldt dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor de kap van boom 2 prematuur is, maar niet het standpunt inneemt dat de aanvraag prematuur is en dat om die reden de vergunning moet worden geweigerd.
5.3
Eisers voeren aan dat het vereiste in artikel 2:90, eerste lid, van de APV dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom moet worden aangevraagd door, namens of met toestemming van de eigenaar in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder stelt met dit artikel eisen aan de indiener van een aanvraag die niet wettelijk zijn voorzien. Verweerder verlangt in artikel 2:90 van de APV van de aanvrager niet alleen dat hij belanghebbende is maar dat hij ook eigenaar is van de boom, dan wel door de eigenaar is gemachtigd om de aanvraag in te dienen. Op grond van de Awb is een aanvraag een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Hiervan kan niet in lagere regelgeving worden afgeweken. Het is dan niet mogelijk om de kwaliteit van belanghebbende op de wijze als voorzien in artikel 2:90 van de APV aan nadere eisen te onderwerpen. De bepaling is in zoverre onverbindend. Artikel 2:90 van de APV kan volgens eisers daarom niet worden tegengeworpen.
5.4
Op zitting heeft verweerder toegelicht dat het bepaalde in artikel 2:90 niet in de weg staat aan indiening van een aanvraag voor het kappen van een boom waarvan de gemeente eigenaar is. Als aan andere voorwaarden wordt voldaan kan een vergunning worden verleend. Daarom is het volgens verweerder geen absolute weigeringsgrond. Naar aanleiding van deze toelichting van verweerder hebben eisers deze beroepsgrond ter zitting ingetrokken.
5.5
Eisers wijzen erop dat in het bestreden besluit is vermeld dat het bouwveiligheidsplan en het plan voor de inrichting van de bouwplaats nog niet zijn ingediend en goedgekeurd. Volgens eisers valt niet in te zien waarom beide stukken nog van belang zijn. Desgewenst had verweerder als voorschrift aan de omgevingsvergunning kunnen verbinden dat de omgevingsvergunning voor de kap van boom 2 eerst mag worden gebruikt als het plan voor de bouwplaatsinrichting is ingediend en goedgekeurd. Daarmee kan immers geheel worden tegemoetgekomen aan deze weigeringsgrond. De weigering van de vergunning is in zoverre niet naar behoren gemotiveerd, aldus eisers.
5.6
De rechtbank overweegt dat het niet inleveren van het bouwveiligheidsplan en het plan voor de inrichting van de bouwplaats niet als een weigeringsgrond als vermeld in artikel 2:88 van de APV is aan te merken en dat uit het bestreden besluit ook niet blijkt dat verweerder dat als weigeringsgrond heeft aangemerkt. Voor zover eisers bedoelen dat het ontbreken van die stukken geen onderdeel uit dient te maken van de belangenafweging, overweegt de rechtbank dat het ontbreken van deze stukken wordt vermeld in het advies van de bezwaarschriftencommissie, maar dat niet blijkt dat dit een rol heeft gespeeld bij de belangenafweging. Gelet op het bovenstaande slaagt het betoog van eisers niet.
De door verweerder gemaakte belangenafweging
6.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat boom 2 een prominente plek in de straat inneemt en dat de boom onderdeel is van de hoofdboomstructuur. Dit is tussen partijen niet in geschil. Gelet daarop is sprake van een weigeringsgrond als vermeld in artikel 2:88 van de APV en heeft verweerder de bevoegdheid de gevraagde omgevingsvergunning voor de kap van boom 2 te weigeren.
6.2
Partijen verschillen van mening over de vraag of boom 2 bij de werkzaamheden ten behoeve van het bouwplan op Parkweg 9 behouden kan blijven. Volgens eisers is het innemen van de kroon van boom 2 niet mogelijk. Verweerder werpt ook ten onrechte tegen dat onvoldoende onderzoek naar alternatieven is verricht. Er is uitvoerig onderzoek gedaan door Weboma, een deskundig bouwbedrijf. Weboma heeft uit dat onderzoek geconcludeerd dat behoud van boom 2 niet mogelijk is. Verder onderzoek naar alternatieven kan daarom achterwege blijven. Verweerder heeft niet onderbouwd wat verder onderzoek bij deze stand van zaken zou kunnen opleveren. Ook heeft verweerder ten aanzien van die alternatieven nagelaten een deskundige te raadplegen. Eisers zijn dan ook van mening dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb.
6.3
Verweerder is van mening dat boom 2 behouden kan worden door het innemen van de kroon. Verder is verweerder van mening dat van belang is vooraf duidelijkheid te krijgen over de vraag of er alternatieven zijn waarbij boom 2 behouden blijft en dat eisers die alternatieven niet voldoende hebben onderzocht.
6.4
Eisers hebben voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit, in een
e-mail van 8 december 2022, geantwoord op de vraag van verweerder in hoeverre het mogelijk is om de bouwwerkzaamheden uit te voeren met behoud van boom 2. Eisers hebben uitgebreid gemotiveerd dat er geen alternatieven mogelijk zijn waarbij boom 2 behouden blijft. In de bezwaarfase hebben eisers via een e-mail het door Weboma gedane onderzoek naar alternatieven uiteengezet. Uitgebreid is ingegaan op de inzet van kleinere vrachtwagens, de inzet van kranen, de positie van een vaste torenkraan en alternatieve aanvoerroutes van bouwmateriaal. Onder meer tekeningen van de aanvoerroutes maken deel uit van de toelichting. In de beroepsfase hebben eisers dit nog aangevuld met een e-mail van een consultant van Dat.mobility, waarin mede aan de hand van tekeningen wordt toegelicht waarom de trekker-trailer combinatie niet de benodigde draai om boom 2 kan maken. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat eisers op basis van onderzoek door deskundig te achten partijen gemotiveerd hebben toegelicht waarom alternatieven voor de kap van boom 2 ontbreken.
6.5
Gelet op de gemotiveerde toelichting van eisers ligt het op de weg van verweerder om specifiek te benoemen wat volgens hem ontbreekt in de door eisers overlegde onderzoeken naar alternatieven. Dat heeft verweerder niet gedaan. Op zitting is gebleken dat verweerder in het kader van alternatieven denkt aan het gebruik van andere bouwmaterialen en bouwmethodes. Naar het oordeel van de rechtbank strekt dat te ver, omdat in het kader van de te maken belangenafweging moet worden uitgegaan van het bouwplan zoals dat door verweerder is vergund. Het door eisers verrichte onderzoek naar alternatieven voor de kap van boom 2 moet verweerder dus in het licht van het vergunde bouwplan en de daarvoor benodigde bouwmaterialen en bouwmethode beoordelen. Het standpunt van verweerder dat eisers onvoldoende hebben aangetoond dat boom 2 niet duurzaam behouden kan blijven berust daarom niet op een deugdelijke motivering en aan het bestreden besluit kleeft een zorgvuldigheidsgebrek. Het betoog van eisers slaagt.
Conclusie en gevolgen
7.1
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 7:12 en 3:2 van de Awb. Indien verweerder in een nieuw te nemen besluit op bezwaar de weigering van de omgevingsvergunning voor de kap van boom 2 wil handhaven, zal verweerder in reactie op hetgeen eisers en de door haar ingeschakelde deskundigen over de alternatieven hebben opgemerkt en op basis van het vergunde bouwplan moeten onderzoeken of het wél mogelijk is om werkzaamheden ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex te verrichten met behoud van boom 2, en zo ja, daarover een deugdelijk gemotiveerd standpunt moeten innemen.
7.2
Gelet op het nog door verweerder te verrichten onderzoek ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Om diezelfde reden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder op te dragen om het geconstateerde gebrek te herstellen met een verbeterde motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van 6 weken.
Griffierecht en proceskosten
8.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, voorzitter, en mr. R.H. Smits en
mr. R.S. Wijling, leden, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.