Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2024 in de zaak tussen
[naam] , verzoekster
Inleiding
VBL [2] -locatie te verlaten op 20 april 2023 en haar op die datum uitgeschreven uit de VBL.
Rechtbank Den Haag
Op 22 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 23/5246. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.B. Swart, had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen na een aanzegging van de minister van Asiel en Migratie om de VBL-locatie te verlaten. De aanzegging vond plaats op 20 april 2023, waarna verzoekster uitgeschreven werd uit de VBL. Tegen deze uitschrijving heeft zij beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, met zaaknummer AWB 23/5245, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Hierdoor was het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.