In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig in [woonplaats], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 25 mei 2023 het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard. Dit besluit volgde op een eerder besluit van 23 december 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor de kap van zes bomen, terwijl de vergunning voor de kap van één boom werd geweigerd.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 3 september 2024, maar eiser heeft nagelaten om de gronden van zijn beroep in te dienen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. De rechtbank heeft eiser op 27 mei 2024 geïnformeerd over het verzuim en hem de kans gegeven om dit te herstellen binnen een termijn van vier weken. Eiser heeft echter geen gronden ingediend en verklaarde dat zijn verzuim verband hield met verblijf in het buitenland, wat de rechtbank niet als verschoonbaar verzuim beschouwde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.