ECLI:NL:RBDHA:2024:19360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
09/807756-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen en afdreiging

Op 22 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie behandeld, waarin werd verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vast te stellen op € 17.064,00. De veroordeelde, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor het witwassen van een bedrag van € 15.830,00. Tijdens de zittingen op 8 december 2021, 22, 23 en 24 oktober 2024, en 8 november 2024, heeft de rechtbank de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op € 5.924,00, terwijl de verdediging een bedrag van € 2.588,85 voorstelde.

De rechtbank oordeelde dat de grondslag voor ontneming van wederrechtelijk voordeel niet kon worden ontleend aan de veroordeling voor het witwassen, omdat er geen bewijs was dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde witwassen wederrechtelijk voordeel had verkregen. Echter, de rechtbank concludeerde dat ontneming op basis van andere strafbare feiten mogelijk was, aangezien de veroordeelde betrokken was bij afdreigingen die tot het verkrijgen van voordeel hadden geleid. De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel uiteindelijk op € 5.366,00 en legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van dit bedrag.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren kwamen, waaronder verklaringen van getuigen en de inhoud van het rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde, door zijn betrokkenheid bij de afdreigingen, wederrechtelijk voordeel had verkregen, en dat de ontnemingsmaatregel op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kon worden opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/807756-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 22 november 2024
Vonnis ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank Den Haag heeft op de vordering van het openbaar ministerie en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak ten aanzien van de veroordeelde:
[de veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1998,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 8 december 2021 (regie), 22, 23 en 24 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling) en 8 november 2024 (sluiting onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt dat de officier van justitie mr. R. Cozijnsen op de terechtzitting heeft ingenomen en van hetgeen door de veroordeelde en zijn raadsman mr. M. Broere op de terechtzitting naar voren is gebracht.

2.De inhoud van de vordering

De inleidende schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekt ertoe dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten en vaststellen op een bedrag van € 17.064,00 en aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van dat bedrag.

3.De grondslag voor ontneming

De veroordeelde is op 22 november 2024 door deze rechtbank veroordeeld wegens de volgende strafbare feiten:
  • medeplegen van witwassen (zaak 1);
  • medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd (zaken 5, 20, 23, 51 en ambtshalve zaken 2 en 3).
De veroordeelde heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 15.830,00 (€ 12.000,00 + € 3.830,00).
De Hoge Raad heeft in eerdere rechtspraak overwogen dat de enkele omstandigheid dat een goed, zoals een geldbedrag, voorwerp is van het bewezen verklaarde misdrijf witwassen, niet met zich brengt dat alleen al daarom dat goed wederrechtelijk verkregen voordeel vormt (zie ECLI:NL:HR:2013:BY5217.)
Het uit misdrijf afkomstige geldbedrag ten aanzien waarvan witwasgedragingen worden verricht, kan niet gelden als voordeel dat door die witwasgedragingen wordt verkregen. Dat geldbedrag is immers al uit (een ander) misdrijf afkomstig en vormt dus de opbrengst van dat (andere) misdrijf, dat vooraf is gegaan aan de witwasgedragingen.
Dat sluit niet uit dat het verrichten van witwasgedragingen op een andere wijze wederrechtelijk voordeel heeft opgeleverd voor de veroordeelde. Daarvan kan sprake zijn als bij de veroordeelde als gevolg van het verrichten van witwasgedragingen een vermogensvermeerdering is opgetreden, bijvoorbeeld in de vorm van een beloning of een positief rendement.
In deze zaak is niet gebleken van een vermogensvermeerdering in de vorm van een beloning of een positief rendement. Uit het onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde witwassen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De grondslag voor ontneming van wederrechtelijk voordeel kan daarom niet worden ontleend aan een veroordeling wegens een strafbaar feit als bedoeld in artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Daarmee is niet uitgesloten dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op een andere grondslag dan artikel 36e, eerste lid Sr, wordt gebaseerd.
Uit artikel 36e, derde lid Sr, volgt dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ook mogelijk is, indien aannemelijk is dat andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dat kan als de veroordeling een misdrijf betreft dat bedreigd wordt met een geldboete van de vijfde categorie.
In deze zaak is sprake van een veroordeling wegens het misdrijf witwassen, waarvoor de vereiste geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank sprake van andere strafbare feiten. Dat volgt alleen al uit de aard van dat delict. Witwashandelingen hebben immers per definitie betrekking op voorwerpen die afkomstig zijn uit enig misdrijf. Uit de bewezenverklaring volgt dat sprake is van een voorafgaand gepleegd gronddelict. In dit geval is ook duidelijk om welke andere strafbare feiten het gaat, namelijk de afdreigingen van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ). Daarbij is het aannemelijk dat die afdreigingen ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Volgens de Hoge Raad geldt daarbij niet de eis dat die ‘andere strafbare feiten’ door de betrokkene zijn begaan. Wie de pleger van het gronddelict is, kan hier daarom in het midden blijven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel mogelijk is op grond van artikel 36e, derde lid, Sr.
Op basis van het dossier is niet aannemelijk geworden dat de zaken 18 en 19 – die worden betrokken in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt op 30 december 2019 – tot enig voordeel hebben geleid voor de veroordeelde. Daarom zullen deze zaken niet worden betrokken bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

4.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering gewijzigd, in die zin dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 5.924,00. De officier van justitie heeft zich bij de berekening (grotendeels) gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt op 30 december 2019.
De conclusie van dit rapport is dat het door de veroordeelde totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 17.064,00 bedraagt. In het rapport is ervan uitgegaan dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ten aanzien van de zaken 1, 5, 18, 19, 20, 23 en ambtshalve zaak 3. Daarbij is tot uitgangspunt genomen dat de veroordeelde de volledige opbrengst van de afdreiging kreeg in de zaken 5, 20 en 23 en in de ambtshalve zaak 3. In zaak 1 is tot uitgangspunt genomen dat de veroordeelde het geld dat op de Rabo-rekening van [verdachte 1] (hierna: [verdachte 1] ) is gestort volledig heeft gekregen. En in de zaken 18 en 19 is ervan uitgegaan dat de opbrengsten van de oplichting en de straatroof zijn gedeeld tussen de veroordeelde en een andere persoon.
De officier van justitie komt op een ander bedrag uit dan het rapport, omdat hij bij de berekening uitgaat van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaken 5, 20 en 23 en in de ambtshalve zaak 3 (en niet in de zaken 18 en 19, omdat enige betrokkenheid van de veroordeelde bij deze zaken niet kan worden vastgesteld). Daarnaast gaat de officier van justitie ervan uit dat de veroordeelde als ‘ronselaar’ slechts een percentage (van 40%) van de opbrengst van de afdreigingen kreeg en niet het volledige bedrag en in zaak 5 neemt de officier van justitie het gepinde bedrag (van € 880,00) tot uitgangspunt voor de opbrengst en niet het op de rekening gestorte bedrag (van € 900,00).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel daarom moet worden geschat op een bedrag van € 5.924,00.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de veroordeelde heeft zich op de terechtzitting van 24 oktober 2024 op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag moet worden geschat, omdat de uitgangspunten voor de berekening niet juist zijn. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de berekening moet worden uitgegaan van een lager percentage dan 40% dat de veroordeelde kreeg van de opbrengst. Daarnaast heeft de veroordeelde kosten gemaakt, omdat hij de helft van het bedrag heeft afgegeven aan diegene die de bankrekening ter beschikking stelde, namelijk [verdachte 2] (hierna: [verdachte 2] ) en [verdachte 1] respectievelijk [verdachte 3] (hierna: [verdachte 3] ).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op een bedrag van € 2.588,85.
4.3.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
1.
De gebruikte bewijsvoering in het vandaag gewezen vonnis van deze rechtbank in de strafzaak tegen de veroordeelde:
Deze bewijsvoering neemt de rechtbank hier over en is (voor de leesbaarheid) als
bijlageaan dit vonnis gehecht. De voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel redengevende feiten en omstandigheden ontleent de rechtbank rechtstreeks aan de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen. In de ontnemingszaak verbindt de rechtbank op grond van dezelfde overwegingen dezelfde gevolgtrekkingen aan die bewijsmiddelen als in de strafzaak.
Hieronder is de inhoud samengevat weergegeven.
Zaak 1De veroordeelde heeft samen met anderen in de periode van 3 februari 2018 tot en met 15 februari 2018 een geldbedrag van € 12.000,00 (afkomstig van afdreiging) voorhanden gehad: hij heeft geregeld dat in die periode op de bankrekening van [verdachte 1] / [verdachte 3] geld kon worden gestort en is vervolgens (samen met [verdachte 3] , de partner van [verdachte 1] ) dat geld gaan pinnen. [1] De veroordeelde gaf (een deel van) het geld vervolgens af aan een andere onbekende persoon. [2]
Zaken 5, 20, 23 en ambtshalve zaak 3De veroordeelde heeft samen met anderen in de periode van 8 februari 2018 tot en met 11 oktober 2018 geldbedragen van € 900,00, € 900,00, € 600,00 en € 430,00 (afkomstig van afdreiging) voorhanden gehad: hij heeft geregeld dat deze geldbedragen in die periode op de bankrekening van [verdachte 2] konden worden gestort en is dit geld vervolgens (samen met [verdachte 2] ) gaan pinnen. [3] Het geld ging naar de veroordeelde en [verdachte 2] kreeg ook een deel van het geld. [4] Van het geld van [naam 2] (de gestorte € 900,00) kreeg [verdachte 2] € 180,00 euro. Het geld van [naam 3] (de gestorte € 900,00) werd in delen opgenomen. Op 3 oktober 2018 werd € 700,00 opgenomen en daarvan kreeg [verdachte 2] € 100,00 tot € 150,00 euro. Van de € 600,00 die [naam 4] had overgemaakt, kreeg [verdachte 2] misschien € 100,00. [5] De veroordeelde gaf (een deel van) het geld vervolgens af aan andere onbekende personen. [6]
2.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel dat op 30 december 2019 is opgemaakt (hieronder samengevat weergegeven):Zaak 1
[naam 1] heeft in totaal € 12.000,00 overgemaakt naar het bankrekeningnummer [bankrekening 1] , op naam van [verdachte 1] , om te voorkomen dat zijn naaktfoto zouden worden verspreid. [7] In de periode van 7 tot en met 10 februari 2018 had [verdachte 3] de bankrekening van zijn partner [verdachte 1] ter beschikking gesteld aan de veroordeelde, omdat hij een schuld had bij hem. In de periode van 7 tot en met 10 februari 2018 heeft [verdachte 3] het geld samen met de veroordeelde in gedeelten opgenomen. Hij heeft het opgenomen geld (€ 12.000,00) aan de veroordeelde gegeven. [8]
Zaak 5
[naam 2] heeft in totaal € 900,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [bankrekening 2] , op naam van [verdachte 2] , omdat hij werd gechanteerd. [9] Een totaalbedrag van € 880,00 werd dezelfde dag opgenomen. [10]
Zaak 20[naam 3] heeft in totaal € 900,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [bankrekening 2] , op naam van [verdachte 2] , omdat hij werd gechanteerd. [11] Een totaalbedrag van € 830,00 werd opgenomen (op dezelfde dag en twee dagen later). [12]
Zaak 23[naam 4] heeft in totaal € 600,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [bankrekening 2] , op naam van [verdachte 2] , omdat hij werd gechanteerd. [13] Een totaalbedrag van € 1.000,00 werd dezelfde dag opgenomen. [14]
Ambtshalve zaak 3
[naam 5] heeft in totaal € 430,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [bankrekening 2] , op naam van [verdachte 2] , omdat hij werd gechanteerd. [15] Een totaalbedrag van € 430,00 werd op dezelfde dag opgenomen. [16]
3.
Het proces-verbaal ‘Criminele organisatie’, met het nummer 1518, opgemaakt en ondertekend op 4 november 2020 (hieronder samengevat weergegeven):
Door de afdreiger(s) werd een Snapchat bericht gestuurd naar een contactgroep, waarin vaak met spoed werd gevraagd naar bankpassen van een bepaalde bank. De ronselaar die als eerste reageerde, moest voor een katvanger zorgen die zijn bankrekening beschikbaar stelde. Uit de WhatsApp-berichten die werden aangetroffen op de telefoon van [verdachte 4] kon worden afgeleid dat de ronselaar een percentage van 40% van het geldbedrag kreeg. De ronselaar die had toegezegd een katvanger te regelen, werd verantwoordelijk gemaakt om het geldbedrag te incasseren. De katvanger kreeg van de ronselaar een percentage van zijn 40%. Maar dit was niet altijd het geval.
4.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 oktober 2024 (hieronder samengevat weergegeven):
De verdachte heeft verklaard dat hij als ronselaar bankrekeningen regelde waar geld op kon worden gestort om zo snel geld te verdienen. Hij heeft verder verklaard dat hij zijn deel van de opbrengst 50/50 verdeelde met de persoon die zijn bankrekening ter beschikking stelde.
4.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de volgende berekening. De bij deze berekening gebruikte aantallen en bedragen ontleent de rechtbank aan de inhoud van de genoemde wettige bewijsmiddelen. Redengevend voor deze schatting zijn de daar vermelde feiten, omstandigheden en gevolgtrekkingen.
Opbrengst
Uit het dossier blijkt dat [naam 1]
€ 12.000,00heeft overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte 1] / [verdachte 3] . Uit het dossier blijkt verder dat [naam 2]
€ 900,00, [naam 3]
€ 900,00, [naam 4]
€ 600,00en [naam 5]
€ 430,00hebben overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte 2] (eveneens een katvanger). Uit de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] blijkt dat ze dit geld hebben overgemaakt naar aanleiding van afdreigingen. Uit de verklaringen van [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 2] en de veroordeelde blijkt dat [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2] fungeerden als katvanger en dat de veroordeelde hun bankrekeningen heeft ‘geronseld’.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen voornoemde bedragen als opbrengst (van de misdrijven die zijn voorafgegaan aan de witwasgedragingen door de veroordeelde) worden aangemerkt. In totaal komt de opbrengst daarmee op een bedrag van
€ 14.830,00(€ 12.000 + € 900,00 + € 900,00 + € 600,00 + € 430,00).
Verdeling opbrengst en kosten
Vervolgens is de vraag hoe de opbrengst (uit de zaken 1, 5, 20 en 23 en uit ambtshalve zaak 3) werd verdeeld en in hoeverre er kosten waren voor de veroordeelde.
De rechtbank zoekt voor de verdeling aansluiting bij de WhatsApp-berichten die werden aangetroffen op de telefoon van [verdachte 4] . Op basis van deze chatberichten is aannemelijk dat een ronselaar in een vergelijkbare situatie een percentage van 40% kreeg van het geldbedrag dat op de ‘geronselde’ bankrekeningen (van de katvangers) werd gestort, dat een ronselaar de rest afdroeg aan personen voor wie hij ‘ronselde’ en dat de ronselaar in gevallen (niet altijd) een deel van zijn 40% afstond aan de persoon van wie de ‘geronselde’ bankrekening was (de katvanger).
Dat betekent dat de veroordeelde
€ 5.932,00van de totale opbrengst van € 14.830,00 kreeg in ruil voor het regelen van de rekeningen.
Op basis van de verklaringen van [verdachte 2] en die van de veroordeelde zelf is aannemelijk dat de veroordeelde de helft van zijn deel afstond aan [verdachte 2] . [verdachte 2] verklaarde bijvoorbeeld dat hij € 180,00 kreeg van de door [naam 2] gestorte € 900,00 en dat is precies de helft van de 40% die de veroordeelde zou hebben gekregen.
Dat [verdachte 1] , dan wel haar partner [verdachte 3] , een deel van het geld hebben gekregen, is niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt dat ze de rekening ter beschikking hebben gesteld, omdat ze een drugsschuld hadden bij de veroordeelde, maar niet hoe groot deze schuld was en of ze (een deel van) hun schuld hebben afgelost door hun bankrekening ter beschikking te stellen.
Dat betekent dat de veroordeelde van zijn 40% (€ 1.132,00) van de € 2.830,00 (€ 900,00 +
€ 900,00 + € 600.00 + € 430,00) die op de rekening van [verdachte 2] is gestort, een bedrag van
€ 566,00(€ 1.132,00 : 2) aan [verdachte 2] heeft afgedragen. Dit bedrag zal de rechtbank als kosten aftrekken van het deel van de opbrengst dat naar de veroordeelde is gegaan.
4.5.
Conclusie schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van
€ 5.366,00(€ 5.932,00 - € 566,00).

5.De vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op hetzelfde bedrag als het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de overschrijding van de redelijke termijn reeds voldoende is gecompenseerd in de strafeis.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op
een bedrag van € 2.588,00.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem opgelegde betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Tot slot constateert de rechtbank dat, net als in de strafzaak, de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden met meer dan drie jaren. De rechtbank is van oordeel dat de schending van de redelijke termijn voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak opgelegde straf. De ontnemingszaak en de strafzaak zijn gelijktijdig behandeld, waardoor de rechtbank in deze zaak zal volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is geschonden.
5.4.
Conclusie vaststelling betalingsverplichting
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank de betalingsverplichting vast op een bedrag van € 5.366,00.

6.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 5366,00;
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 5.366,00aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 107 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2024.
Bijlage
De bewijsvoering uit het in de strafzaak gewezen vonnis van deze rechtbank, voor zover relevant.
I. De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH5R018013, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Westland - Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 12.147).
Ten aanzien van feit 2 primair
1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] , opgemaakt op 17 februari 2018, voor zover inhoudende (p. 137 tot en met p. 141):
Ik was 3 februari 2018 thuis in Honselersdijk, toen ik mij op de website Novamora inschreef. Ik kreeg al snel bericht van ene ' [profielnaam 1] ' die mij een berichtje stuurde met de tekst; 'wil je bij mij langskomen of ik bij jou'? Via whatsapp berichten heb ik met ' [profielnaam 1] ' contact gehad. Ik ontving sexy foto’s van haar waarvan ik dacht dat deze foto's van haar waren. Ik heb aan ' [profielnaam 1] ' zelf ook foto's van mezelf gestuurd waar ik in ondergoed en soms helemaal naakt op stond.
Ik kreeg vervolgens een adres in Delft door. Ik sprak af voor die zondag 4 februari 2018 omstreeks 20.00 uur. Op verzoek van ' [profielnaam 1] ' moest ik een selfie maken als ik voor de deur stond wat ik vervolgens deed.
Nadat ik deze selfie naar ' [profielnaam 1] ' had gestuurd kreeg ik vervolgens een bericht terug waarin stond; 'Hallo Robbin Je spreek met de pooier. Je moet je dood gaan schamen! Ik ken je familie genaamd [naam 1] Onink! En je vrienden iedereen! Ik heb SCHANDALIGE foto's van jou en dat je wilt daten met een hoer!! Blokkeren heeft geen nut we kunnen dit nu normaal oplossen zonder problemen en gezeik en anders verspreid ik dit bij je familie en vrienden via messenger!!
Bij dit bericht zag ik een printscreen van mijn familieleden. Ik realiseerde mij dat deze persoon op facebook onder mijn naam familieleden had zien staan en hiervan een foto had gemaakt en deze naar mij toe had gestuurd.
Uiteindelijk heb ik op
7 februari 2018 een bedrag van 4000 euro op een Rabobankrekening [bankrekening 1] ten name van [verdachte 1] ;
8 februari 2018 een bedrag van 4000 euro op een Rabobankrekening [bankrekening 1] ten name van [verdachte 1] ;
10 februari 2018 een bedrag van 4000 euro op een Rabobankrekening [bankrekening 1] ten name van [verdachte 1] ;
Overgemaakt.
Ik heb deze betalingen gedaan omdat ik niet wilde dat er naaktfoto's van mij zouden worden verspreid.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2019, voor zover inhoudende (p. 301 tot en met p. 306):
Op zaterdag 17 februari 2018 deed [naam 1] aangifte van oplichting / afpersing. [naam 1] verklaarde naar diverse bankrekeningen bedragen te hebben overgemaakt met zijn persoonlijk bankrekening met nummer: [bankrekening 3] .
Overboeking op bankrekeningnummer: [bankrekening 1] op naam van [verdachte 1]
Op woensdag 7 februari 2018 heeft de aangever [naam 1] om 22:22 uur 4000 euro overgemaakt op bankrekeningnummer [bankrekening 1] .
Om 22:30 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 2000 euro.
Om 22:48 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 1890 euro.
Op donderdag 8 februari 2018 heeft de aangever [naam 1] om 15:43 uur 4000 euro overgemaakt op bankrekeningnummer [bankrekening 1] .
Om 15:53 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 2000 euro.
Om 16:00 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 2000 euro.
Om 19:33 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 150 euro.
Op zaterdag 10 februari 2018 heeft de aangever [naam 1] om 17:18 uur 4000 euro
overgemaakt op bankrekeningnummer [bankrekening 1] .
Om 20:03 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 50 euro.
Om 20:04 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 2000 euro.
Om 20:11 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 20 euro.
Om 20:12 uur werd van bankrekeningnummer [bankrekening 1] een geldopname gedaan van 1900 euro.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 3] , opgemaakt op 13 maart 2019, voor zover inhoudende (p. 431 tot en met p. 446):
Hoe vaak heb jij je bankpas als onderpand gegeven om verdovende middelen te kopen?
Meerdere keren, aan " [bijnaam] ". Ook aan een dealer genaamd [naam 6] .
Ik ben met [naam 6] mee geweest om grote bedragen te pinnen vanwege een schuld bij hem. [naam 6] kwam langs en wilde gebruik maken van onze bankrekening omdat hij een groot geldbedrag wilde laten storten. Hij zei dat ik hierdoor van mijn schuld af zou zijn.
[naam 6] was alleen bij mij thuis binnen, maar hij was met drie anderen naar mij toegekomen.
Hoe vaak is [naam 6] bij je langs geweest om je op te halen om mee te gaan pinnen?
Ik denk wel een keer drie of vier keer. Elke keer hoge bedragen.
Aan de verdachten worden een twee foto's getoond van een geldopname op 7 februari 2018 en een (1) van 1 februari 2018. Aan de verdachte wordt gevraagd wie de personen zijn die op de bewakingsbeelden te zien zijn. Wie zijn de personen op bewakingsfoto voorzien van nummer 1?
Dat ben ik. De persoon die naast mij staat is de persoon [naam 6] waarover ik heb verklaard.
Wie is de personen op bewakingsfoto voorzien van nummer 2?
Dat is de persoon waarover ik heb verklaard en die ik [naam 6] noem.
Wie is de personen op bewakingsfoto voorzien van nummer 3?
Dat is ook [naam 6] , hij was hier ook aanwezig bij een geldopname
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 september 2019, voor zover inhoudende (p. 451 en p. 452):
Foto 1: [verdachte 3] geboren op [geboortedatum 2] 1964 te [geboorteplaats 2] en [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2] . Getoonde foto is afkomstig van de camerabeelden van de pinautomaat.
Foto 2: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2] . Getoonde foto is afkomstig van de camerabeelden van de pinautomaat.
Foto 3: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2] . Getoonde foto is afkomstig van de camerabeelden van de pinautomaat.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 1] , opgemaakt op 13 maart 2019, voor zover inhoudende (p. 453 tot en met p. 468):
Uit onderzoek van de historische bankgegevens bleek dat op 7 februari 2018 om 22:22 uur
door [naam 1] een bedrag van 4000 euro is overgemaakt op jullie rekeningnummer,
[bankrekening 1] . Wat kun je hierover verklaren?
Ik weet dat [naam 6] met [verdachte 3] is meegegaan. Ik weet dat [verdachte 3] met [naam 6] dat heeft geregeld.
Verbalisanten tonen foto 19 en 20 aan de verdachte
Wie zie je op deze foto?
[verdachte 3] en [naam 6]
Wie zie je op foto 2?
[verdachte 3] en [naam 6] .
Verbalisanten tonen foto 23 en 21 aan de verdachte"
Wie zie je op deze beelden?
Op foto 24 staat [naam 6] en aan de zijkant [verdachte 3] en op foto 25 [verdachte 3] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 oktober 2019, voor zover inhoudende (p. 476 en p. 477):
Foto 19: [verdachte 3] geboren op [geboortedatum 2] 1964 te [geboorteplaats 2] en [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2]
Foto 20: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2]
Foto 24: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 2]
Foto 25: [verdachte 3] geboren op [geboortedatum 2] 1964 te [geboorteplaats 2]
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de veroordeelde] , opgemaakt op 2 oktober 2019, voor zover inhoudende (p. 837 tot en met p. 873):
Ik wist niet waar dat geld vandaan kwam maar ik heb wel samen met de persoon van wie deze pas is overlegd of hij wat geld wilde verdienen om wat geld te laten storten. Wij zijn toen gaan pinnen.
Op het bankrekeningnummer van [verdachte 3] en [verdachte 1] werd, naar aanleiding van de afpersing, door [naam 1] een totaal bedrag van 12.000 euro overgemaakt. Wist jij dat het om zoveel geld ging?
Nee we wisten pas dat het om zoveel geld ging toen het op de rekening kwam
Ik heb het geld overgedragen aan een persoon.
En wie is dat?
Degene die het aan mij had gevraagd
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 maart 2019, voor zover inhoudende (p. 346):
Uit onderzoek van de historische bankgegevens [bankrekening 1] op naam van [verdachte 1] e/o [verdachte 3] werden in de periode 7 februari 2018 tot en met 10 februari 2018 meerdere geldbedragen opgenomen bij geldautomaatnummers 358206 en 358208.
Op de bewakingsbeelden zijn tijdens de geldopnames twee mannen te zien. Deze twee mannen werden in het onderzoek herkend als:
Pieter [verdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1964 en [de veroordeelde] , geboren op [geboortedatum 1] 1964.
Ik zag dat [verdachte 3] en [de veroordeelde] op 8 februari 2018 te 16:52 uur bij geldautomaatnummer 358206 staan. De geldautomaat bevindt zich op de Papsouwselaan te Delft.
Ik zag dat [verdachte 3] en [de veroordeelde] op 8 februari 2018 te 16:58 uur bij geldautomaatnummer 358208 staan. De geldautomaat bevindt zich op de Buitenhofdreef te Delft.
Ten aanzien van feit 3
9. Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] , opgemaakt op 4 oktober 2018, voor zover inhoudende (p. 1292 tot en met p. 1294):
Vorige week 27 september 2018 laat in de avond heb ik vanaf mijn huisadres ingelogd op de site van Regioswingers. Ik heb hier gechat met een persoon welke aangaf een jongedame te zijn van 30 jaar uit Hoorn. Op een gegeven moment stuurde de persoon een bericht dat haar tegoed op was en stelde voor om verder te praten via WhatsApp. Ik gaf toen mijn mobiele nummer. Ik zag via WhatsApp dat zij het volgende telefoonnummer had: [telefoonnummer] . Zij stuurde eerst een foto van haar gezicht, ik hierna van mijn gezicht. Zij stuurde toen een foto van haar borsten ik later van mijn geslachtsdeel. Na de foto van mijn geslachtsdeel kreeg ik direct een bericht met de tekst dat de persoon wist wie ik was, wie mijn familie was en waar ik werk.
Ik kreeg toen een rekeningnummer, namelijk [bankrekening 4] op naam van [verdachte 2] . Naar dit rekeningnummer heb ik 3 keer 300,00 euro overgemaakt van een ander rekeningnummer van mijn vorige bedrijf [bedrijfsnaam] met het IBANnummer [bankrekening 5] .
De persoon dreigt mijn vrouw, mijn dochter en mijn zussen te contacten.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 november 2018, voor zover inhoudende (p. 1325):
Ik, verbalisant, nam op 1 december 2018 telefonisch contact op met aangever [naam 2] .
Ik vroeg hem hoe het kon dat in zijn aangifte staat dat hij gechat had op Regioswingers op 27 september 2018 en die avond geld had overgemaakt naar de verdachte. Terwijl op zijn bankafschriften staat dat het geld is overgemaakt op 01-10-2018. Ik hoorde [naam 2] zeggen: Ik heb het dan waarschijnlijk verkeerd verteld bij de aangifte. Maar de correcte datum moet 30 september 2018 zijn. Die avond laat heb ik gechat. Na middernacht, dus op 1 oktober, heb ik het geld overgemaakt.
11. Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , opgemaakt op 13 april 2019, voor zover inhoudende (p. 3134 tot en met p. 3136):
Op 3 oktober bevond ik mij, in mijn woning te [plaatsnaam 1] . Aan het einde van de middag bezocht ik via mijn mobiele telefoon op het internet een datingsite genoemd: Adult match.nl. Via de site kwam ik met de dame in contact. Zij gaf aan graag via WhatsApp verder te willen kletsen. Via de telefoon is het gesprek verder gegaan via WhatsApp en de dame gaf aan dat haar echte naam was ' [profielnaam 2] '.
Later op de avond hebben wij nog met elkaar gechat via WhatsApp en op een bepaald moment werd het een erotisch gesprek. Hierbij zijn er over en weer naaktfoto’s naar elkaar verzonden. Ik heb zelf een video gemaakt waarop mijn geslachtsdeel en mijn gezicht te zien was, en naar [profielnaam 2] verzonden. Na het sturen van de video kreeg het gesprek een hele andere wending. Ik kreeg namelijk het volgende bericht:
"Luister heel goed [naam 3] . Ik weet nu precies wie je ben wat je doet waar je woont, werkt en wie je al je dierbaren zijn. Ik weet alles over je! Als je niet wil dat ik de foto's en app gesprekken doorstuur naar [namen familie en vrienden] en a1 je andere vrienden, familie en collega's kunnen we een oplossing zoeken. En als je me nu negeert of blokkeerd weet je wat je te wachten staat! En ga nu geen domme foute maken. want ik bluf niet ik maak zo je leven kapot. Wil je het oplossen?
Ik kreeg het verzoek om binnen 5 minuten, 750 euro overmaken naar het rekeningnummer
[bankrekening 2] op naam van Hr. [verdachte 2] .
Hierop heb ik op 3 oktober 2018 eenmalig een bedrag van 200 euro overgemaakt op het rekeningnummer [bankrekening 4] . Echter was de man nog steeds niet klaar met mij en wilde het overige bedrag ook ontvangen. Ik heb dezelfde avond nog geld van mijn spaarrekening overgemaakt naar mijn privé rekening. Hierna heb ik het overige bedrag van 550 euro overgemaakt op het rekeningnummer [bankrekening 2] . Echter wilde de man telkens meer geld en bleef vofhouden dat ik meer geld moest overmaken. Hierop heb ik nogmaals een bedrag van 150 euro overgemaakt naar hetzelfde rekeningnummer.
12. Het proces-verbaal van aangifte [naam 4] , opgemaakt op 16 april 2019, voor zover inhoudende (p. 3544 tot en met p. 3546):
Op 3 oktober 2018, bevond ik mij, in mijn woning te [plaatsnaam 2] . Via mijn computer ging ik naar een chat/dating site genaamd NovaMora. Aldaar hier werd ik benaderd door een persoon met als nickname: [profielnaam 3] . Deze persoon deed zich voor als zijnde een vrouw. Vervolgens ontstond er via WhatsApp een seksueel gerelateerd gesprek. Hierbij heb ik een foto van mijn gezicht, een foto van mijn onderlichaam incl. mijn geslachtsdeel gestuurd naar de vrouw. Ik had ook een filmpje naar de vrouw gestuurd waarop te zien was dat ik mijzelf aan het bevredigen was.
Nadat ik de video en foto's naar de vrouw had gestuurd kreeg het gesprek een hele andere wending. Ik kreeg gelijk berichten met dreigementen dat ik geld moest gaan overmaken
Ik werd bedreigd dat ik zo snel mogelijk geld moest overmaken. Anders werden mijn foto's en film verzonden naar mijn vrouw, vrienden en kennissen. Onder druk moest ik binnen 5 minuten geld overmaken op het rekeningnummer: [bankrekening 4] op naam van Hr. [verdachte 2] . Hierop heb ik zo snel mogelijk een bedrag van 600 euro overgemaakt op het bovenstaande bankrekeningnummer.
13. Het proces-verbaal van aangifte [naam 7] , opgemaakt op 30 januari 2020, voor zover inhoudende (p. 6249 en p. 6250):
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen 8 oktober 2018 om 19:00 uur en 9 oktober 2018 om 08:00 uur. "Zie bijgevoegde aangifte.”
14. Het geschrift, te weten verhoor getuigen en slachtoffers door de politie Damme/Knokke-Heist, voor zover inhoudende (p. 6256 en 6257):
Verhoren te politiecommissariaat Knokke op 09/10/2018 om 13.42 uur
[naam 7] die verklaart:
"Heden wens ik aangifte te doen van volgend feit. Gisteren 08/10/2018 was ik naar een filmpje aan het kijken op de website www.pornhub.com. Toen kwam er een advertentie op de website voor een swingerswebsite dit was www.regioswingers.be.
Ik ben op de website aan de praat geraakt met een persoon die zich uitgaf als [profielnaam 2] . Ik heb mijn gsm nummer doorgestuurd. Op WhatsApp hebben we eerst wat gepraat. Al snel stuurde de verdachte mij expliciete foto's. Ze vroeg mij ook om foto's van mezelf te sturen. Ik heb 2 foto's van mijn gezicht gestuurd en 1 foto van mijn geslachtsdeel. Na 20 minuten kreeg ik opeens het bericht waarin mijn volledige naam stond en ook enkele namen van oa mijn vrouw en verder nog familie en vrienden. Er werd meteen gedreigd om de foto's en het gesprek openbaar te maken indien ik niet zou betalen. Er werd gevraagd om 600 euro te betalen. Gisteravond heb ik 210 euro gestort. Deze ochtend heb ik dan nog 2 overschrijvingen gedaan van respectievelijk 150 euro en 240 euro. In totaal heb ik dus 600 euro overgeschreven. Ik heb dit overgeschreven naar volgend Nederlands rekeningnummer. [bankrekening 2] op naam van Hr [verdachte 2] .
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 maart 2019, voor zover inhoudende (p. 6425 en p. 6426):
Uit onderzoek bleek dat op 1 februari 2018 om 18:03 uur door [naam 8] met bankrekeningnummer [bankrekening 6] een bedrag van 250,- euro was overgemaakt op rekeningnummer [bankrekening 1] , op naam van [verdachte 1] .
Op 8 februari2018 om 18:04 uur werd door [naam 8] met bankrekeningnummer
[bankrekening 6] een bedrag van 100,- euro overgemaakt op rekeningnummer
[bankrekening 1] , op naam van [verdachte 1] .
Op 8 februari 2018 om 18:19 uur werd door [naam 8] met bankrekeningnummer
[bankrekening 6] een bedrag van 50,- euro overgemaakt op rekeningnummer
[bankrekening 1] , op naam van [verdachte 1] .
Op dinsdag 12 maart 2019 heb ik telefonisch contact opgenomen [naam 8] . [naam 8] verklaarde dat hij via een website contact had gehad met een vrouw. Hij verklaarde dat hij later het verdere contact heeft gehad met deze vrouw via de WhatsApp. Uiteindelijk heeft hij naaktfoto's van zichzelf gestuurd waarna hij werd afgeperst om geld over te maken. Hij verklaarde dat hij uiteindelijk drie bedragen heeft overgemaakt.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 mei 2019, voor zover inhoudende (p. 653 en p. 6534):
Ik zag in het bedrijfsprocessensysteem van de politie dat [naam 5] een melding had gemaakt van afpersing bij de politie Leiden. In het kort verklaarde [naam 5]
'Ik ben rekeninghouder van het bankrekeningnummer: [bankrekening 7] op naam van [naam 5] . Ik heb onder dwang een geldbedrag van 430 euro overgemaakt naar het rekeningnummer [bankrekening 2] op naam van [verdachte 2] .
Op 11 oktober 2018 logde ik in op een datingsite. Via de site kwam ik in contact met een dame. Dit contact is verder gegaan via de WhatsApp via onze telefoons. Ik zag dat de dame naaktfoto's van zichzelf naar mij toe stuurde. Tijdens het chatgesprek zijn er foto's naar elkaar verzonden. Waaronder een naaktfoto van mijn geslachtsdeel. Na het versturen van de naaktfoto kreeg het gesprek een andere wending. Ik kreeg een bericht waarin stond dat ik in gesprek was met de pooier van de dame met wie ik aan het chatten was. Ik moest geld overmaken, anders werden mijn familieleden ingelicht betreft mijn naaktfoto. Ik schrok mij rot. Ik kreeg vervolgens diverse WhatsAppberichten van deze persoon, waarin werd aangeven dat ik dit kon oplossen als ik geld zou overmaken. Ik kreeg een bericht dat ik 350 euro moest overmaken. Ik deed een beetje moeilijk en gaf aan dat ik dat geld niet had. Daarna hoorde ik dat ik 150 euro mocht overmaken en dat bedrag heb ik overgemaakt. Ik kreeg bericht dat ik het geld niet op tijd had overgemaakt en ik moest opnieuw geld overmaken. Hierna heb ik na 30 minuten een bedrag van 200 euro betaald.
17. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 2] , opgemaakt op 14 mei 2019, voor zover inhoudende (p. 1413 tot en met p. 1429):
Ik heb een pasje twee keer meegegeven aan 1 dealer. Ik heb het pasje meegegeven. Dit was mijn ING pas. Ik ben verslaafd. Er werd gezegd mag ik je pasje. Ik dacht dat alles eerlijk was. Maar als verslaafde ga je er makkelijker mee om.
Hoe heette deze dealer?
Het was een donkere jongen. Ik zou de jongen wel herkennen als ik hem zou zien
Waarom heb jij je bankpas meegegeven?
Iemand zou storten. Hij had wat nodig. Ik kreeg er 150 euro voor.
Op 1 oktober 2018 werd door [naam 2] om te voorkomen dat de naaktfoto's zouden worden verspreid een geldbedrag van 900,00 euro overgemaakt naar bankrekeningnummer
[bankrekening 2] . Van wie is deze bankrekening?
Van mij. Dat klopt. Het is mijn bankrekening. Het bedrag klopt wel.
Uit onderzoek blijkt dat op 1 oktober 2018 een geldbedrag van 880,00 euro werd opgenomen bij een geldautomaat op de Vrijheidslaan.
Wie heeft dit bedrag opgenomen?
Hij. Er zijn een paar transacties geweest
Wat is er met de 880,- euro gedaan?
Ik kreeg 180 en de rest was voor hem.
Uit onderzoek van de historische bankgegevens blijkt dat op 3 oktober 2018 [naam 3] in totaal 200,00 euro, 150,00 euro en een bedrag van 550,00 euro heeft overgemaakt op bankrekeningnummer [bankrekening 2] op naam van [verdachte 2] .
Ook deze geldbedragen zijn afkomstig van afdreiging. Hoe verklaar jij dit alles?
Ik was zwak, verslaving.
Uit onderzoek blijkt dat op 3 oktober 2018 een geldbedrag van 700,- euro werd opgenomen bij een geldautomaat op de Vrijheidslaan werd opgenomen.
Wie heeft dit bedrag opgenomen?
Het kan zijn dat ik het was geweest. Of hij. Of samen.
Hebben we hier weer over dezelfde persoon?
Ja.
Wat heb jij met de 700,- euro gedaan?
Hij heeft me iets van 100-150 euro gegeven.
Waarom heb jij dit geldbedrag aan hem gegeven?
Omdat het afgesproken was. Het was zijn bedrag.
Uit onderzoek blijkt dat op 5 oktober 2018 een geldbedrag van 130,- euro werd opgenomen bij een geldautomaat van de Rabobank.
Wie heeft dit bedrag opgenomen?
Hij. Hij belde mij op en vroeg of ik mijn ing wilde checken. In de avond heeft hij een klein bedrag opgenomen. Hij had die dag mijn pas vastgehouden.
Uit onderzoek van de historische bankgegevens blijkt dat op 5 oktober 2018 [naam 4] een bedrag van 600,00 euro heeft overgemaakt op bankrekeningnummer
[bankrekening 2] op naam van [verdachte 2] .
Wat kan je hier over verklaren?
Dat het gebeurd is.
Aan wie heb je je bankpas uitgeleend?
Die kleine zwarte dealer.
Wat heb je met het geld gedaan?
Ik heb er een deel van gekregen. Misschien 100 euro.
Uit onderzoek van de historische bankgegevens blijkt ook dat er op 10 oktober 2018 een geldbedrag van 1000,00 euro is opgenomen.
Wat is de reden dat jij dit bedrag hebt opgenomen?
Het is dezelfde reden.
Uit onderzoek van de historische bankgegevens blijkt dat op 10 oktober 2018 [naam 7] een bedrag van 150,00 euro, 240,00 euro en 210,00 euro heeft overgemaakt op bankrekeningnummer [bankrekening 2] op naam van [verdachte 2] .
Wat kan je hier over verklaren?
Ik ben een sukkel.
Aan wie heb je je bankpas uitgeleend?
Het is altijd dezelfde persoon geweest.
Wat heb je met het geld gedaan?
Ik heb wat geld gekregen. Ik kreeg 10% ongeveer 100-150 euro. De rest nam hij mee.
Heb jij het geld van je bankrekening gehaald?
De kans dat hij dit heeft gedaan is groot.
Op 11 oktober 2018 werd geldbedrag van 430,00 euro overgemaakt naar bankrekeningnummer [bankrekening 2] naam van [verdachte 2] .
Waarom werd dit geldbedrag van 430,- overgemaakt op jou bankrekeningnummer?
Het was stom van mij. Ik had kunnen weten dat het niet goed was.
Wie heeft het geld van de rekening gehaald en wanneer?
Dat weet ik niet. Meestal hij.
Wij tonen foto 12. Wat kan jij hier over verklaren?
Hij is het. Hij heeft mijn bankpas gehad. Het geld is naar hem gegaan.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 1513 en p. 1431):
Foto 12: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te ’s-Gravenhage
19. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 3] , opgemaakt op 13 maart 2019, voor zover inhoudende (p. 6460 tot en met p. 6475):
Ik ben met [naam 6] mee geweest om grote bedragen te pinnen vanwege een schuld bij hem. [naam 6] kwam langs en wilde gebruik maken van onze bankrekening omdat hij een groot geld bedrag wilde laten storten. Hij zei dat ik hierdoor van mijn schuld af zou zijn.
Aan de verdachte wordt een foto voorzien van nummer 12 getoond en gevraagd wie de persoon op de foto is en waarvan hij hem kent.
Wie is de persoon op de foto voorzien van nummer 12?
Hij lijkt op [naam 6]
(…) Ik heb alle keren gepind samen met [naam 6] .
Hoe vaak is [naam 6] bij je langs geweest om je op te halen om mee te gaan pinnen?
Ik denk wel een keer drie of vier keer. Elke keer hoge bedragen.
[naam 8] verklaarde dat hij onder dwang geldbedragen moest overmaken naar bankrekening [bankrekening 1] . Hoe kan het dat je in de periode van de afdreiging van [naam 1] ook geldbedragen op je rekening krijgt van de afdreiging van [naam 8] ?
Dat zal met die gasten te maken hebben waarvoor ik geld moest opnemen.
Hoe verklaar jij dat [naam 8] op 1 februari 2018 om 18.03 uur een bedrag van 250,- euro op
bankrekeningnummer [bankrekening 1] stort?
Dat is ook voor die [naam 6] geweest.
20. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 september 2019, voor zover inhoudende (p. 6479 en p. 6480):
Foto 12: [de veroordeelde] geboren op [geboortedatum 1] 1998 te 's Gravenhage.
21. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de veroordeelde] , opgemaakt op 10 oktober 2019, voor zover inhoudende (p. 1512 tot en met p. 1534):
Ik ben degene die het geld pint. Ik weet niet van waar het geld komt. Ik ben de persoon die met [verdachte 3] en [verdachte 2] heeft gepind.
22. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik werd via Snapchat benaderd. Er zijn bepaalde groepen die je volgt. Ze vragen dan dingen.
Het onderwerp van die groep was van alles, snel geld verdienen. Ik kreeg een locatie toegestuurd en daar moest ik naartoe komen. Diegene kwam dan naar mij toe en dan werd geld overgedragen.
II. De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2 en feit 3: medeplegen witwassen diverse geldbedragen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de geldbedragen die op de bankrekeningen van [verdachte 1] / [verdachte 3] (feit 2 en feit 3) en [verdachte 2] (feit 3) zijn gestort, van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte op verzoek van onbekend gebleven anderen, (drugsverslaafde) personen heeft benaderd met de vraag hun bankrekening ter beschikking te stellen en vervolgens met deze personen diverse malen de grote contante geldbedragen die op hun bankrekening waren gestort heeft opgenomen. Niet alleen [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2] hebben dit uit misdrijf afkomstige geld voorhanden gehad (toen het op hun rekeningen stond), ook de verdachte heeft het geld voorhanden gehad, toen hij (een groot deel van) het geld van hun kreeg en (een groot deel van) het geld heeft afgegeven aan anderen.
De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed zonder erbij na te denken, om snel geld te verdienen. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderzoek verricht naar de herkomst van het gestorte geld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan het witwassen van crimineel geld.
De rechtbank acht het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde opzetwitwassen dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank merkt in dit verband op dat, anders dan de raadsman stelt, in beginsel het enkele voorhanden hebben van een
– uit misdrijf afkomstig – voorwerp voldoende is om dit als witwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr aan te merken. Alleen als het voorhanden hebben de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, wordt ingevolge vaste jurisprudentie van de witwasser (als bedoeld in artikel 420bis Sr) in beginsel wel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen dan wel dat de gedragingen van de verdachte ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. In dit geval is geen sprake van opbrengsten van eigen misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in samenwerking met [verdachte 1] / [verdachte 3] en [verdachte 2] het geld heeft witgewassen en dat de verdachte substantieel heeft bijgedragen aan dit witwassen. [verdachte 1] / [verdachte 3] en [verdachte 2] hebben immers op verzoek van de verdachte hun bankrekening ter beschikking gesteld en deze geldbedragen, samen met de verdachte opgenomen, voor de verdachte. De verdachte heeft zich aldus als medepleger schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat geen sprake is van medeplegen, wordt hiermee verworpen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde enkel verantwoordelijk kan worden gehouden voor het witwassen van het op de bankrekening van [verdachte 1] / [verdachte 3] gestorte bedrag van in totaal
€ 12.000,-, omdat alleen ten aanzien van dit bedrag sprake is geweest van betrokkenheid van de verdachte.
III. De bewezenverklaring
2 primair
hij in de periode van 03 februari 2018 tot en met 15 februari 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met ander
en, een geldbedrag van in totaal EUR
12,-
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist, dat dit
geldbedrag,
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
3 primair
hij in de periode van 08 februari 2018 tot en met 10 oktober 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met ander
en, geldbedragen van EUR 900,- en EUR 900,- en EUR 600,- en EUR 600,- en EUR 400,- en EUR 430,-,voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist, dat die
geldbedragen, geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Aangifte door [naam 1] , bewijsmiddel genummerd 1, verhoor van de verdachte bij de politie, bewijsmiddel genummerd 7, verhoor van [verdachte 3] bij de politie, bewijsmiddel genummerd 3, verhoor van [verdachte 1] bij de politie, bewijsmiddel genummerd 5.
2.Verhoor van de verdachte bij de politie, bewijsmiddel genummerd 7.
3.Aangifte door [naam 2] , bewijsmiddel genummerd 9, aangifte door [naam 3] , bewijsmiddel genummerd 11, aangifte door [naam 4] , bewijsmiddel genummerd 12 en de melding door [naam 5] , bewijsmiddel genummerd 16, verhoor van de verdachte bij de politie, bewijsmiddel genummerd 21 en verhoor van [verdachte 2] , bewijsmiddel genummerd 17.
4.Verhoor van [verdachte 2] , bewijsmiddel genummerd 17.
5.Verhoor van [verdachte 2] , bewijsmiddel genummerd 17.
6.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, bewijsmiddel genummerd 22.
7.Aangifte door [naam 1] en verder onderzoek naar het bankrekeningnummer op naam van [verdachte 1] .
8.Verhoor [verdachte 1] van 13 maart 2019 en verhoor [verdachte 3] van 13 maart 2019.
9.Aangifte door [naam 2] .
10.Onderzoek naar de bankrekening op naam van [verdachte 2] .
11.Aangifte door [naam 3] .
12.Onderzoek naar de bankrekening op naam van [verdachte 2] .
13.Aangifte door [naam 4] .
14.Onderzoek naar de bankrekening op naam van [verdachte 2] .
15.Verklaring door [naam 5] .
16.Onderzoek naar de bankrekening op naam van [verdachte 2] .