ECLI:NL:RBDHA:2024:19359
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek tot overneming van private geldschulden in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om overneming en afbetaling van een private geldschuld op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De aanvraag is afgewezen met het besluit van 22 juni 2023, en het bestreden besluit van 16 november 2023 bevestigt deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiser, als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire, verzocht om overneming van een kredietschuld van € 5.706,53, terwijl zijn hypotheekschuld van € 31.186,76 al was overgenomen. De rechtbank oordeelt dat de kredietschuld niet voldoet aan de voorwaarden voor overneming, omdat er geen opeisbare achterstanden zijn die dateren van voor 1 juni 2021. Eiser stelt dat de afwijzing onzorgvuldig is en dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen, maar de rechtbank concludeert dat er geen bijzondere schrijnende omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
De rechtbank benadrukt dat de kredietschuld als afzonderlijke schuld moet worden beschouwd en dat de samenhang met de hypotheekschuld niet betekent dat deze automatisch voor overneming in aanmerking komt. De wetgever heeft bewust gekozen voor een regeling die niet het verleden herstelt, maar een nieuwe start mogelijk maakt voor gedupeerden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.