Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een verzoeker die de staatloosheid wilde laten vaststellen. Het verzoekschrift was ingediend op 12 juli 2024 en betrof de vaststelling van de staatloosheid van de verzoeker, die van Palestijnse afkomst is. De verzoeker beschikte over verschillende documenten, waaronder een origineel reisdocument voor Palestijnen en een UNRWA-kaart, maar zijn nationaliteit kon niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in Nederland woont en dat hij onmiddellijk belang heeft bij het verzoek. De beoordeling richtte zich op de nationaliteit van verzoeker in relatie tot Palestina, Syrië, Saoedi-Arabië en Turkije. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet als onderdaan van een van deze landen kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker door geen enkele staat als onderdaan wordt erkend, waardoor zijn staatloosheid kan worden vastgesteld. De beschikking werd gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, met mr. P. Hillebrand als griffier, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.