ECLI:NL:RBDHA:2024:19304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
24/1538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds geweldsmisdrijven wegens gebrek aan objectieve informatie over psychisch letsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij ernstig letsel had opgelopen als gevolg van een geweldsmisdrijf. Eiseres, die op 25 maart 2018 slachtoffer werd van een dronken man die haar bedreigde en haar woning binnendrong, stelt dat zij psychische klachten heeft ontwikkeld door deze ervaring. De rechtbank oordeelt dat de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van ernstig psychisch letsel, omdat eiseres geen medische informatie heeft overgelegd die haar klachten onderbouwt. De rechtbank benadrukt dat voor de beoordeling van psychisch letsel medische informatie vereist is, en dat de aard van de bedreiging niet gelijkgesteld kan worden met bedreigingen met dodelijke wapens zoals een mes of vuurwapen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft, wat betekent dat eiseres geen uitkering ontvangt en ook geen proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. M.E.H. Vos-Nijp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven aangevraagd. Zij meent dat zij aan de voorwaarden voldoet, omdat zij op 25 maart 2018 slachtoffer is geworden van een misdrijf en hierdoor psychische klachten heeft ontwikkeld. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens verweerder eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van ernstig letsel als bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat zij aanspraak maakt op een uitkering van het Schadefonds. Het bestreden besluit is namelijk in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een dronken man is haar woonkamer binnengedrongen. Hij heeft flessen naar haar gegooid en haar bedreigd met de dood. Eiseres vindt dit een bedreiging die gelijkgesteld moet worden met een bedreiging met een mes. Het is onbegrijpelijk dat verweerder ernstig (psychisch) letsel veronderstelt zonder dat dit wordt aangetoond ingeval van bedreiging met een pistool, mes, honkbalknuppel of hamer en dat eiseres het psychisch letsel in onderhavige situatie wel moet aantonen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Om in aanmerking te komen voor een uitkering uit het Schadefonds moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Eén van deze voorwaarden is dat eiseres ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel moet hebben opgelopen. [1] In een aantal situaties wordt voorondersteld dat sprake is van ernstig psychisch letsel, zoals bij onder andere een overval in de eigen woning, rechtstreekse bedreiging met een mes of een vuurwapen en brandstichting. [2] Voor de beoordeling van psychisch letsel in alle overige gevallen heeft verweerder medische informatie nodig, waarbij het belangrijk is dat er een diagnose is gesteld door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel. Aan de hand van die informatie bepaalt verweerder of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen. [3]
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat eiseres geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het psychisch letsel dat eiseres stelt te hebben opgelopen aangemerkt kan worden als ernstig psychisch letsel in de zin van artikel 3 van de Wsg.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat er sprake is van ernstig psychisch letsel [4] en dat dit niet vooronderstelt kan worden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het gooien van flessen niet gelijk gesteld kan worden met bijvoorbeeld een bedreiging met een mes, vuurwapen of het slaan met een hamer. Eiseres haar situatie leent zich dus niet voor het vooronderstellen van ernstig psychisch letsel. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd. Ook is niet gebleken dat zij voor haar psychische klachten in behandeling is gegaan bij een gekwalificeerd behandelaar. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat hij de aard en de ernst van de psychische klachten niet kan beoordelen omdat hij niet over objectieve informatie over deze klachten beschikt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven heeft mogen afwijzen.
4.3.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat in strijd is gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wsg.
2.Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2A, van de Letsellijst van 1 november 2022 (de Letsellijst).
3.Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2B, van de Letsellijst.
4.In de zin van artikel 3 van de Wsg.