ECLI:NL:RBDHA:2024:19303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
24/1232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds geweldsmisdrijven wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat eiseres deze niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het gepleegde geweldsmisdrijf had ingediend. Eiseres, die tussen 1992 en 2003 slachtoffer was van huiselijk geweld, betoogt dat haar termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege psychische overmacht en recente ontwikkelingen die haar hebben doen ontwaakt. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van psychische overmacht, aangezien zij geen medische informatie heeft overgelegd ter ondersteuning van haar claim. De rechtbank stelt vast dat verweerder in redelijkheid kon concluderen dat eiseres niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd, de aanvraag heeft ingediend. De rechtbank bevestigt dat het beleid van verweerder niet onredelijk is en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H.K.M. Timmermans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven aangevraagd, omdat zij tussen 1992 en 2003 slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het misdrijf de aanvraag heeft ingediend. Volgens verweerder is in het geval van eiseres niet gebleken dat sprake is van omstandigheden die eiseres redelijkerwijs hebben verhinderd eerder een aanvraag in te dienen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit onjuist is en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zij is zeer ernstig mishandeld, zwaar bedreigd en de dader heeft een gevangenisstraf gekregen. Het is daarom niet vreemd dat een periode van psychische overmacht is ontstaan. Ook is zij mogelijk ontwaakt door recente ontwikkelingen. Verder wijst zij erop dat het beleid en de beslissingen van verweerder met betrekking tot de termijnen de afgelopen jaren erg wisselvallig zijn geweest. In het recente verleden werd door verweerder geen enkel probleem gemaakt bij aanvragen buiten de tienjaarstermijn. Deze werden zondermeer in behandeling genomen, ook zonder verklaringen van een psycholoog.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het besluit over de uitkering beslissingsruimte heeft. De rechtbank moet dat besluit terughoudend toetsen.
4.1.
Een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds moet binnen tien jaar na de dag waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd worden ingediend. [1] De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres de aanvraag niet binnen deze termijn heeft ingediend. De vraag die partijen verdeeld houdt is of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is zodat verweerder alsnog haar aanvraag in behandeling had moeten nemen.
4.2.
Uit de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022 (de Beleidsbundel) volgt dat een na afloop van de termijn ingestelde aanvraag toch wordt behandeld als de aanvraag zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Het niet op de hoogte zijn van het Schadefonds is geen geldige termijnoverschrijding. Psychische overmacht kan dit wel zijn. Er moet dan wel sprake zijn van omstandigheden die verband houden met het misdrijf en die de aanvrager redelijkerwijs hebben verhinderd eerder een aanvraag bij het Schadefonds in te dienen. Van een aanvrager wordt verwacht dat zij haar aanvraag zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk indient nadat zij bekend is geworden met de gevolgen van het misdrijf en een zodanige fase van het verwerkingsproces heeft bereikt dat de aanvrager in staat is om een aanvraag in te dienen. De aanvrager moet de opgegeven reden voor termijnoverschrijding onderbouwen. Dit kan bijvoorbeeld met medische informatie.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen onredelijk beleid en heeft verweerder dit kunnen toepassen. Dat dit beleid zoals eiseres stelt zou zijn gewijzigd in de afgelopen jaren, doet hier niet aan af.
4.4.
Eiseres betoogt dat de termijnoverschrijding voortkomt uit het feit dat zij pas later psychisch is ontwaakt. Eiseres heeft dit echter verder niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen medische informatie, zoals verweerder heeft verzocht, verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat nu eiseres niet – met medische informatie – heeft onderbouwd dat sprake is van psychische overmacht, verweerder niet kon oordelen dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres in haar aanvraag heeft aangegeven dat zij tussen 2002 en 2003 met een bedrijfspsycholoog over het misdrijf heeft gesproken. Gelet hierop, in combinatie met het niet overleggen van medische informatie, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op standpunt kunnen stellen dat eiseres niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd, de aanvraag heeft ingediend. De rechtbank is ook niet gebleken dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, of van andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.