In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 5 december 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij de referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister van Asiel en Migratie had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het 'first in first out' (fifo)-principe is vastgesteld. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken.
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.