Uitspraak
Rechtbank den haag
eiser,
gedaagde.
Rechtbank Den Haag
Op 4 januari 2024 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. A. Drahmann, rechter in de rechtbank Den Haag, in de zaak met kenmerk SGR AWB 20/7111. Het verzoek werd ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, eiser, bijgestaan door mr. T. Barkhuysen, tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaagde. Het verschoningsverzoek was gebaseerd op het feit dat de rechter in een voormalige dienstbetrekking betrokken was geweest bij de zaak, wat aanleiding gaf tot de vrees voor partijdigheid.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die de schijn van partijdigheid oproepen. In dit geval was het verschoningsverzoek terecht ingediend om de schijn van partijdigheid te vermijden. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot verschoning toe te wijzen, wat betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen.
De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter zelf. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de rechters S.M. Krans, A.M.A. Keulen en M. Kramer, in tegenwoordigheid van de griffier.