ECLI:NL:RBDHA:2024:19138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL 24.17213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning humanitair niet tijdelijk van een minderjarige met ernstige medische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een minderjarige van Armeense nationaliteit, beoordeeld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'humanitair niet tijdelijk'. Eiseres heeft ernstige medische problemen, waaronder nierfalen, waarvoor zij momenteel niet in Armenië behandeld kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sterke banden heeft opgebouwd in Nederland gedurende haar verblijf van tien jaar. De aanvraag van eiseres werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat er geen sprake was van beschermenswaardig familieleven en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres. Eiseres heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat de afwijzing in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat recht geeft op respect voor privé- en gezinsleven. De rechtbank heeft op 15 juli 2024 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de minister niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak van 15 december 2023, waarin was bepaald dat een belangenafweging moest plaatsvinden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om eiseres een niet-tijdelijke verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 8 van het EVRM. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.17213
[V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 2004, van Armeense nationaliteit, eiseres en hierna te noemen: [eiseres] , (gemachtigde: mr. N. Vreede),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking “humanitair niet tijdelijk”.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 maart 2024 op het bezwaar van [eiseres] is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] op 15 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van [eiseres] en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank na een korte schorsing van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Over het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
2. [eiseres] heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank wijst dit verzoek toe.

Over het beroep

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar deze zaak over gaat en wat er aan deze procedure vooraf is gegaan
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. [eiseres] is in 2014 samen met haar ouders en broer naar Nederland gekomen. Zij hebben toen een asielaanvraag gedaan die is afgewezen. Het beroep hiertegen is ongegrond verklaard. [1] Op 14 januari 2016 heeft [eiseres] een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. [2] Deze aanvraag is afgewezen. Op 4 juli 2018 is een aanvraag om toepassing van
artikel 64 van de Vw afgewezen. Op 24 september 2019 is opnieuw een aanvraag om
toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen. Het bezwaar en het beroep tegen dit besluit
zijn beide ongegrond verklaard.
4.1.
[eiseres] heeft op 26 februari 2021 – zij was toen nog steeds minderjarig – een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘humanitair niet
tijdelijk’. Dat is de start geweest van de onderhavige procedure. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 10 januari 2022 en heeft ook geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uitzetting van [eiseres] niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM [3] , er is namelijk geen sprake van familieleven en hoewel er wel privéleven is valt de belangenafweging niet in het voordeel van [eiseres] uit.
4.2.
Verweerder is met het besluit van 21 juli 2023 bij de afwijzing gebleven, maar heeft wel uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw voor de duur van een jaar van 2 maart 2023 tot 2 maart 2024. Volgens het advies van het BMA [4] zijn er namelijk onvoldoende behandelmogelijkheden in Armenië. Volgens verweerder is er geen sprake van beschermenswaardig familieleven. De belangen van de Nederlandse staat wegen zwaarder dan de belangen van [eiseres] om haar privéleven in Nederland uit te oefenen.
4.3.
Op 1 december 2023 is aan [eiseres] een verblijfsvergunning regulier ‘medische behandeling’ verleend met een geldigheidsduur van 17 november 2023 tot 17 november 2024. Dit besluit ligt niet ter beoordeling voor in deze procedure. [eiseres] lijdt aan ernstig nierfalen en wordt daarvoor behandeld. Op grond van het dossier en de toelichting van de gemachtigde van [eiseres] op de zitting stelt de rechtbank vast dat op dit moment voorbereidende consulten in het ziekenhuis plaatsvinden om nierfunctievervangende therapie te gaan inzetten, ofwel in de vorm van nierdialyse ofwel in de vorm van een niertransplantatie met een nier van een van de ouders. [eiseres] heeft aangegeven te kiezen voor nierdialyse omdat haar vader nu al ernstig ziek is en zij vreest dat haar moeder ook gezondheidsschade zal oplopen als zij een nier aan [eiseres] zal afstaan. De vader van [eiseres] is eveneens in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier ‘medische behandeling’. De moeder en de broer van [eiseres] hebben een van de vader afhankelijke verblijfsvergunning regulier humanitair tijdelijk gekregen.
4.5.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 15 december 2023 [5] het beroep van [eiseres] tegen het besluit van 21 juli 2023 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. In deze uitspraak heeft de rechtbank –samengevat – geoordeeld dat verweerder uitgaande van het bestaan van familieleven en privéleven, een nieuwe belangenafweging moet maken omdat de nu gemaakte belangenafweging niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Tegen deze uitspraak is verweerder niet in hoger beroep gegaan. De uitspraak heeft kracht van gewijsde gekregen.
Het nu voorliggende besluit
5. In het nu voorliggende bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van [eiseres] wederom ongegrond verklaard. Kort gezegd is verweerder nog steeds van mening dat [eiseres] wel privéleven heeft op grond van artikel 8 van het EVRM, maar volgens verweerder is nog steeds geen sprake van beschermingswaardig familieleven tussen [eiseres] en haar ouders en broer. Op 1 december 2023 is aan [eiseres] en haar familie een verblijfsvergunning voor medische behandeling verleend tot 17 november 2024. Verweerder is daarom van mening dat niet opnieuw hoeft te worden bekeken of aan [eiseres] een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM moet worden toegekend. Er hoeft volgens verweerder geen belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM te worden gemaakt. [eiseres] wordt niet van haar gezin gescheiden en door de afgegeven verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling kan zij haar privéleven in Nederland uitoefenen. Om die reden hoeft volgens de staatssecretaris geen belangenafweging te worden gemaakt.
Beroep
6. [eiseres] voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan de uitspraak van 15 december 2023, omdat verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt. Met de overweging dat dit niet meer hoeft omdat [eiseres] inmiddels in het bezit is van een verblijfsvergunning voor medische behandeling miskent verweerder dat deze omstandigheid al in de uitspraak is betrokken en dat de rechtbank expliciet heeft geoordeeld dat dit los staat van de belangenafweging die verweerder moet maken op grond van artikel 8 van het EVRM. Ook uit de uitspraak van de Afdeling [6] van 27 maart 2024 volgt dat nu gezinsleven én privéleven is aangenomen, verweerder een belangenafweging niet achterwege mag laten. [7]
[eiseres] wijst op diverse vergelijkbare zaken waarin de vreemdeling in het bezit is gesteld van een medische verblijfsvergunning en vervolgens door verweerder een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM is verleend. [eiseres] heeft tot slot stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar medische situatie sinds januari 2023 drastisch achteruit is gegaan en dat nu acuut opname nodig is.
Verweerschrift
7. Verweerder betreurt de medische situatie waarin [eiseres] verkeert, maar stelt zich op standpunt dat dit niet afdoet aan de juistheid van het bestreden besluit. Een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM is bedoeld voor het uitoefenen van gezinsleven. Nu aan [eiseres] bij besluit van 1 december 2023 een verblijfsvergunning voor het doel ‘medische behandeling’ is verleend, wordt [eiseres] niet belet in de uitoefening van haar gezinsleven en leidt de afwijzing van de aanvraag niet tot een scheiding van de gezinsleden. Onder deze omstandigheden bestaat er evenmin aanleiding om nog een belangenafweging te maken. Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2023. [8] Het niet verlenen van een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM wanneer een vreemdeling al in het bezit is van een verblijfsvergunning, is in lijn met Werkinstructie 2020/16 ‘Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM’. Ook uit de jurisprudentie van het EHRM [9] volgt dat in het geval alle betrokkenen verblijfsrecht hebben, geen inbreuk wordt gemaakt op artikel 8 van het EVRM. Artikel 8 van het EVRM strekt niet zo ver dat het de aanvrager recht geeft op een bepaald type verblijfsvergunning. Verweerder meent dat in de zaken waar [eiseres] naar verwijst waarin wel een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM is verleend, ondanks dat er al een andere verblijfsvergunning was verleend, sprake is van een ambtelijke misslag die niet herhaald hoeft te worden. Verweerder wijst op de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016. [10]
Oordeel rechtbank
8.1.
De casus van [eiseres] is een bijzondere door de ernstige medische problematiek waarvoor zij – dat staat vast – (nu) niet in Armenië behandeld kan worden. Voorbereidingen worden nu getroffen om ofwel nierdialyse in te gaan zetten of een niertransplantatie uit te voeren. [eiseres] heeft sterke banden opgebouwd in de tien jaar dat zij hier in Nederland heeft gewoond. Dat komt duidelijk naar voren in de eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het nu voorliggende besluit geen gevolg heeft gegeven aan de onherroepelijke uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023. Deze uitspraak heeft kracht van gewijsde. Er is destijds niet in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak en dan geldt in ons rechtssysteem dat de in de uitspraak neergelegde opdracht moet worden opgevolgd. Verweerder kan daar niet zomaar van afwijken, tenzij de uitspraak evident fout is of sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld gewijzigd recht of gewijzigde jurisprudentie. Van dat soort omstandigheden is geen sprake. Verweerder moest dus de uitspraak opvolgen, familieleven en privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM aannemen en een belangenafweging maken, waarbij aan de belangen van [eiseres] zwaar gewicht diende toe te komen zoals overwogen in de uitspraak van 15 december 2023. Verweerder heeft – zo begrijpt de rechtbank het nu voorliggende besluit - wel familieleven en privéleven aangenomen, maar vervolgens is niet overgegaan tot een belangenafweging. Dat is in strijd met de uitspraak van 15 december 2023. Dat is ook in strijd met de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024. In de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 is betrokken dat aan [eiseres] een verblijfsvergunning medisch is verstrekt en is geoordeeld dat dit los staat van de belangenafweging die verweerder op grond van artikel 8 van het EVRM moet maken.
8.3.
De uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2023 en de andere uitspraken waar verweerder naar heeft verwezen zijn hier niet één op één van toepassing. In de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2023 ging het om een vreemdeling die al een zogenaamd Chavez-verblijfsrecht had en nadien een aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM deed. De casus van [eiseres] is een andere: in de lopende procedure humanitair niet tijdelijk ‘8 EVRM’ heeft verweerder op aanvraag van [eiseres] een tijdelijke verblijfsvergunning medisch verleend. Het is verre van zeker of die vergunning zal kunnen worden verlengd omdat dit – zo is op de zitting toegelicht – ook afhankelijk zal zijn van het soort nierfunctievervangende therapie dat zal worden ingezet. De verblijfsrechtelijke situatie van [eiseres] is daardoor erg onzeker en dit geeft veel spanning bovenop de al uiterst kwetsbare gezondheid. Het kan niet zo zijn dat verweerder de inhoudelijke beoordeling van de specifieke aanvraag om een verblijfsvergunning niet tijdelijk op grond van artikel 8 van het EVRM kan omzeilen door verlening van een tijdelijke verblijfsvergunning medisch, te meer nu er een duidelijke opdracht van de rechtbank lag waar verweerder zich niet tegen heeft verzet door in hoger beroep te gaan.
8.4.
[eiseres] heeft een gemotiveerd beroep gedaan op diverse vergelijkbare gevallen waarin verweerder wel tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM is overgegaan in situaties waarin er wel ook al een andersoortige verblijfstitel was. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk geworden waarom dat in de casus van [eiseres] niet zou kunnen. Dat sprake zou zijn van een ambtelijke misslag in die zaken, vindt de rechtbank een onvoldoende gemotiveerde reactie.
8.5.
Nu niet is voldaan aan de opdracht die de rechtbank heeft gegeven in de uitspraak van 15 december 2013, is het besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Bovendien is het besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
8.6.
De rechtbank ziet in deze bijzondere casus aanleiding om zelf voorziend verweerder op te dragen over te gaan tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank legt hierna uit waarom zij gebruik maakt van deze bevoegdheid op grond van artikel 8:72, derde lid, sub b, van de Awb [11] .
8.7.
Zelf voorzien in rechtszaken is een bevoegdheid in het bestuursprocesrecht waarvan de rechter gebruik kan maken om een einde te maken aan het geschil, dat wil zeggen, in het belang van finaliteit. Dat is een belangrijk doel van het bestuursprocesrecht, zeker wanneer een zaak al een lange tijd loopt. Deze zaak loop al sinds 2021 terwijl de gezondheidstoestand van [eiseres] op dit moment, nu de nierfunctievervangende therapie nog niet is ingezet, uiterst precair is. Rechtszaken moeten niet oneindig lang duren. Daar is niemand mee gebaat. Dit geldt zeker wanneer de burger in kwetsbare gezondheidstoestand verkeert.
8.8.
In het arrest Torubarov [12] van het Hof [13] – dat ging weliswaar over asiel, maar dit arrest is volgens de rechtbank wel naar analogie van belang – heeft het Hof de discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan aan banden gelegd als dat bestuursorgaan een vonnis van de rechter niet naleeft. De Hongaarse beslissingsautoriteit gaf in die zaak tot tweemaal toe geen gevolg aan de rechterlijke uitspraak. De zaak kwam voor de derde keer voor de rechter. Het Hof geeft opdracht aan de rechter om effectieve rechtsbescherming te bieden en zelf in de zaak te voorzien door zijn beslissing in de plaats te stellen van die van het bestuursorgaan, zelfs als de nationale wetgeving hem dat verbiedt. Verweerder heeft geen gevolg gegeven aan de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 15 december 2023. Dat schept een parallel met de casus van Torubarov en dus het arrest van het Hof in die zaak.
8.9.
Aan de kant van [eiseres] staan grote belangen om hier in Nederland een niet tijdelijk verblijfsrecht te hebben en zodoende in een stabiele verblijfsrechtelijke situatie te geraken. De medische toestand van [eiseres] is ernstig en gaat op dit moment achteruit. Vast staat dat er een objectieve belemmering is om in Armenië het gezinsleven en privéleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM uit te oefenen, omdat zij daar niet behandeld kan worden en er dan een medische noodsituatie dreigt.
8.10.
[eiseres] heeft langer in Nederland gewoond dan in Armenië. Zij is hier in Nederland vele jaren naar school gegaan, spreekt de Nederlandse taal, heeft hier sociale contacten, heeft hier stagegelopen en heeft hier vrijwilligerswerk verricht.
8.11.
Volgens de gedragswetenschappelijke rapportages die zijn ingebracht, begint ontwikkelingsschade zichtbaar te worden door de instabiele (verblijfsrechtelijke) situatie van [eiseres] en haar gezinsleden.
8.12.
Aan de kant van verweerder staat het economisch belang. Dat belang is ook groot en dat ziet de rechtbank ook zeker onder ogen. In ons land hebben we op dit moment te maken met aanzienlijke problemen zoals een groot huisvestingstekort en stijgende kosten van de gezondheidszorg. In de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 is over het economisch belang geoordeeld dat dat echter niet alleen als belang aan de kant van verweerder kan gelden. Het economisch belang weegt ook positief aan de kant van [eiseres] . [eiseres] heeft een krachtige wil en potentie om te leren en te werken. Dat heeft zij in het verleden ook heel duidelijk laten zien, onder andere door vrijwilligerswerk te doen. Ook haar moeder heeft als vrijwilliger gewerkt voor het COA. [eiseres] wil graag aan de slag. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. [eiseres] zal – als zij in de toekomst aan de slag gaat wanneer haar gezondheid dat zal toelaten dankzij nierfunctievervangende therapie – via het betalen van belastingen en zorgpremies kunnen bijdragen aan de kosten die de overheid op het gebied van de gezondheidszorg en infrastructuur maakt. Aan het economisch belang zitten dan ook twee kanten. De medische kostenkant waar verweerder de nadruk op legt, maar er zit ook een positieve, in het voordeel van [eiseres] wegende, kant aan in de vorm van [eiseres] krachtige wil en potentie om te werken en zo bij te dragen aan de Nederlandse economie. De rechtbank verwijst naar de holistische benadering van het economisch belang die is verwoord in de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 en neemt deze over.
8.13.
Ook met een enigszins terughoudend toetsing is het gelet op al deze omstandigheden en over en weer wegende belangen niet redelijk en evenwichtig dat de belangenafweging in het nadeel van [eiseres] zou uitvallen. Een redelijke en evenwichtige uitkomst is dat de belangenafweging in het voordeel van [eiseres] uitvalt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 8 van het EVRM, 3:2 van de Awb en 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. De rechtbank draagt verweerder op om aan [eiseres] een niet tijdelijke verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 8 van het EVRM.
10. Omdat [eiseres] geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder geen griffierecht aan haar te vergoeden. Omdat het beroep gegrond is krijgt [eiseres] een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van [eiseres] een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 maart 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op om aan [eiseres] een niet tijdelijke verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan [eiseres] .
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024 door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 20 januari 2015, AWB 14/28516,
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Bureau Medische Advisering.
5.NL23.23476.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.ECLI:NLL:RVS:2024:1188.
8.ECLI:NL:RVS:2023:1060, overweging 4.2.
9.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
10.ECLI:NL:RVS:2016:744, overweging 6.1
11.Algemene wet bestuursrecht.
12.arrest van 29 juli 2019 in de zaak van Alekszij Torubarov tegen Bevándorlási és Menekültügyi Hivatal, Zaak C‑556/17, ECLI:EU:C:2019:626.
13.Hof van Justitie van de Europese Unie.