ECLI:NL:RBDHA:2024:19132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL24.42373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Mongoolse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 20 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 11 november 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en het bestaan van een concreet aanknopingspunt voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist, en de rechtbank concludeert dat deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of de minister voortvarend handelt bij de voorbereiding van zijn overdracht naar Frankrijk, maar de rechtbank oordeelt dat de minister dit wel doet, aangezien er op 7 november 2024 een claim akkoord van Frankrijk is ontvangen.

De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek en heeft vastgesteld dat dit niet het geval is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 november 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.42373
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Surenjav. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Mongoolse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Eiser heeft de gronden van de maatregel van bewaring niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
Voortvarend handelen
4. Eiser stelt dat het onduidelijk is of de minister voldoende voortvarend werkt aan zijn overdracht. Eiser zal meewerken aan zijn overdracht en wil zo snel mogelijk vertrekken naar Frankrijk vanwege zijn asielprocedure die daar nog loopt.
5. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt bij de voorbereiding van de overdracht van eiser. Op 7 november 2024 is er een claim akkoord van Frankrijk ontvangen en de overdracht van eiser wordt volgens de informatie van de minister ter zitting op korte termijn ingepland. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
6. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 november 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.