ECLI:NL:RBDHA:2024:19110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL24.44049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Jankie, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 9 november 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat de eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring werd gesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van 9 november 2024 geen rechtsgevolg heeft, omdat de eiser al op 8 november 2024 in bewaring was gesteld op dezelfde grondslag. Hierdoor was er geen nieuw besluit waartegen beroep kon worden ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de maatregel van 9 november 2024 niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen procesbelang had, aangezien hij in een eerder beroep al schadevergoeding had gekregen voor de onrechtmatige maatregel.

Desondanks heeft de rechtbank de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750,00, omdat de eiser door de handelswijze van de Minister genoodzaakt was om beroep in te stellen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.44049
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Jankie),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: M.H.S. Volker).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Zyad. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. De rechtbank is van oordeel dat de oorspronkelijke maatregel van 8 november 2024 doorloopt en dat de maatregel die is opgelegd op 9 november 2024 daarom rechtsgevolg mist. Eiser is namelijk op dezelfde grondslag in bewaring gebleven. De rechtbank heeft dit ook geoordeeld in het beroep tegen de eerste maatregel van 8 november 2024 (in de uitspraak van 19 november 2024 (NL24.44048)). Er is dus geen nieuw besluit waartegen beroep kan worden ingesteld.
3. Dat betekent dat het beroep tegen de maatregel van 9 november 2024 niet- ontvankelijk is. Eiser heeft ook verder geen procesbelang, omdat hij uiteindelijk niet meer kan bereiken met dit beroep, dan dat hij in het beroep tegen de eerste maatregel al heeft gekregen. In dat beroep is namelijk geoordeeld dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is en is eiser schadevergoeding toegekend tot en met de dag van de uitspraak.
4. De rechtbank ziet wel aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat eiser door de ministers handelswijze dit beroep heeft moeten instellen. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor
1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.
De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl en is uitgesproken en bekendgemaakt op 20 november 2024.
19 november 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.