In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft op 30 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 28 juni 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de aanvullende gronden die eiseres op 14 juli en 11 oktober 2024 heeft ingediend, evenals de reactie van de minister op 14 oktober 2024. Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 zijn eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig.
De rechtbank concludeert dat de minister de problemen van eiseres met Al-Shabaab ongeloofwaardig heeft geacht, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat haar situatie in Somalië zodanig is dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen overtuigende argumenten heeft aangedragen die de afwijzing van haar asielaanvraag kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft geconcludeerd dat de asielmotieven van eiseres niet geloofwaardig zijn en dat er geen sprake is van een situatie die bescherming onder artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn rechtvaardigt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiseres terecht is afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.