ECLI:NL:RBDHA:2024:19097
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 16 oktober 2024, waarin de minister aan eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser niet wilde verschijnen. Een medewerker van het detentiecentrum heeft verklaard dat in overleg met de gemachtigde van eiser een afstandsverklaring zal worden opgemaakt. De rechtbank heeft na ontvangst van deze afstandsverklaring geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld. Eiser stelde dat hij te laat is uitgeplaatst naar het Justitieel Complex Rotterdam, maar de rechtbank oordeelt dat de uitplaatsing op 17 oktober 2024 tijdig is gebeurd. Daarnaast voerde eiser aan dat de minister een lichter middel had moeten toepassen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten tot inbewaringstelling gezien de medische omstandigheden van eiser en het onttrekkingsrisico. Eiser stelde ook dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in het laissez-passer traject, maar de rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier, en is openbaar gemaakt op 5 november 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.