Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Inleiding
Het asielrelaas
Het bestreden besluit
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Moldavische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De eiseres, geboren in 1984, heeft op 5 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 17 mei 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 18 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De eiseres stelt dat zij en haar zoon uit Moldavië zijn vertrokken vanwege discriminatie op basis van hun Roma-etniciteit en haar analfabetisme. De minister erkent dat de identiteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig zijn, maar betwist dat de problemen die zij heeft ervaren in direct verband staan met haar etniciteit. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie zo ernstig is dat zij niet kan functioneren in de Moldavische samenleving.
De rechtbank wijst erop dat de eiseres geen persoonlijke problemen heeft ervaren vanwege haar etniciteit en dat haar analfabetisme een grotere rol speelt in haar problemen met het vinden van werk. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen en verklaart het beroep van de eiseres ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 8 november 2024.