ECLI:NL:RBDHA:2024:19095
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Roma-etniciteit en discriminatie in Moldavië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Moldavische nationaliteit en geboren in 2006, heeft op 5 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 17 mei 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Eiser stelt dat hij en zijn moeder uit Moldavië zijn vertrokken vanwege discriminatie op basis van hun Roma-etniciteit. Hij heeft aangevoerd dat hij in Moldavië geen bestaansmogelijkheden meer had en dat hij geen werk kon vinden vanwege zijn etniciteit. De minister heeft echter geconcludeerd dat, hoewel de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, de problemen die hij ervaart niet voldoende zijn om hem als vluchteling aan te merken. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie zo ernstig is dat hij niet kan functioneren in de maatschappij.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij vanwege zijn etniciteit is uitgesloten van het maatschappelijk leven en dat hij toegang heeft gehad tot huisvesting, scholing en medische zorg. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat de discriminatie van eiser niet van dien aard is dat deze zijn bestaansmogelijkheden ernstig beperkt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de minister geen asielvergunning hoeft te verlenen en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.