ECLI:NL:RBDHA:2024:19095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL24.21583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Roma-etniciteit en discriminatie in Moldavië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Moldavische nationaliteit en geboren in 2006, heeft op 5 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 17 mei 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eiser stelt dat hij en zijn moeder uit Moldavië zijn vertrokken vanwege discriminatie op basis van hun Roma-etniciteit. Hij heeft aangevoerd dat hij in Moldavië geen bestaansmogelijkheden meer had en dat hij geen werk kon vinden vanwege zijn etniciteit. De minister heeft echter geconcludeerd dat, hoewel de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, de problemen die hij ervaart niet voldoende zijn om hem als vluchteling aan te merken. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie zo ernstig is dat hij niet kan functioneren in de maatschappij.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij vanwege zijn etniciteit is uitgesloten van het maatschappelijk leven en dat hij toegang heeft gehad tot huisvesting, scholing en medische zorg. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat de discriminatie van eiser niet van dien aard is dat deze zijn bestaansmogelijkheden ernstig beperkt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de minister geen asielvergunning hoeft te verlenen en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.21583
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (gemachtigde: mr. C. Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser stelt van Moldavische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006. Hij heeft op 5 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 17 mei 2024 in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Het asielrelaas

3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij samen met zijn moeder uit Moldavië is vertrokken omdat zij vanwege hun Roma-etniciteit en omdat eiser ongeschoold is in Moldavië worden gediscrimineerd. Eiser kon onder andere geen werk vinden in Moldavië. Eiser stelt dat hij in Moldavië geen bestaansmogelijkheden meer had.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Problemen vanwege Roma etniciteit
4.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn. De verklaringen van eiser over de problemen die hij heeft ervaren vindt de minister geloofwaardig, maar dat deze problemen in direct verband staan met zijn etniciteit vindt de minister niet geloofwaardig. Ten aanzien van de geloofwaardig bevonden (delen van de) relevante elementen heeft de minister gesteld dat het feit dat eiser uit Moldavië komt en behoort tot de Roma bevolkingsgroep in Moldavië onvoldoende is om hem aan te merken als vluchteling. Het wordt niet in twijfel getrokken dat er sprake is van een zorgelijke positie voor Roma, maar eiser heeft geen duiding gemaakt van een situatie waarin het onmogelijk is om op maatschappelijk of sociaal gebied te functioneren dan wel waarbij zijn bestaanszekerheid wordt bedreigd. Daarbij is niet gebleken dat eiser is uitgesloten van het maatschappelijk leven, enkel en alleen omdat hij behoort tot de Roma bevolkingsgroep. Hierbij heeft de minister onder andere van belang geacht dat eiser ook heeft verklaard dat hij geen werk kan vinden omdat hij ongeschoold is en het verband tussen zijn etniciteit en het niet kunnen vinden van werk slechts een vermoeden is.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden
5.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat de minister hem ten onrechte niet als vluchteling heeft aangemerkt. Eiser stelt dat de door hem gestelde problemen raakvlak hebben met het Vluchtelingenverdrag, omdat deze het gevolg zijn van discriminatie vanwege zijn Roma-etniciteit. Door de discriminatie is het op sociaaleconomisch gebied zodanig zwaar dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Volgens eiser heeft de minister niet betwist dat de discriminatie verregaande sociaaleconomische consequenties heeft, maar heeft de minister dit ten onrechte niet betrokken bij de overweging dat het enkel behoren tot de Roma gemeenschap onvoldoende is om te spreken van een vervolging. Eiser verwijst in dit verband naar het rapport “Diskriminiert und abgelehnt” van Kristina Holzapfel, dat volgens eiser zijn verklaringen onderschrijft.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van discriminatie van Roma in Moldavië, de minister merkt discriminatie van een vreemdeling echter pas aan als daad van vervolging als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.1 De minister heeft bij de beoordeling van de asielaanvraag mogen betrekken dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij vanwege zijn etniciteit is uitgesloten van het maatschappelijk leven. Eiser heeft immers verklaard dat hij samen met zijn moeder altijd huisvesting heeft gehad in Moldavië. Verder heeft eiser toegang gehad tot scholing en is niet gebleken dat hij geen toegang had tot medische zorg. Dat hij in Moldavië geen werk kan vinden vanwege zijn etniciteit heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij één incident heeft meegemaakt
1. Op grond van paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
waarbij hem uitdrukkelijk is gezegd dat hij niet werd aangenomen vanwege zijn etniciteit, maar heeft verder geen concrete gevallen meegemaakt. Daarbij heeft eiser ook verklaard dat hij ongeschoold is en ook daarom geen werk kan vinden. De rechtbank overweegt verder dat de minister heeft kunnen beslissen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Moldavische autoriteiten hem niet kunnen en/of willen helpen dan wel dat een hulpvraag op voorhand zinloos zou zijn. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij hulp heeft gezocht bij een hulpprogramma voor vluchtelingen, maar daar niet werd geholpen omdat hij de Moldavische nationaliteit heeft. Het is niet gebleken dat eiser verder nog pogingen heeft gedaan om hulp te krijgen en de enkele algemene verwijzing naar het rapport van Kristina Holzapfel is ook niet voldoende om te concluderen dat de autoriteiten niet in staat of niet bereid zijn om eiseres te helpen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de discriminatie van eiser als Roma dusdanig ernstig is dat hij dermate ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren in Moldavië.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister eiser geen asielvergunning hoeft te verlenen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.