ECLI:NL:RBDHA:2024:19081
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse eiser afgewezen na beoordeling van bedreigingen en bomaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die op 5 september 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, werd geconfronteerd met een afwijzing door de minister van Asiel en Migratie op 4 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het afnemen van het gehoor en de inzet van tolken. Eiser stelt dat hij bedreigd werd door de Badr-organisatie vanwege zijn politieke activisme en dat hij doelwit was van een gerichte bomaanslag. De rechtbank concludeert echter dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank acht de verklaringen van eiser over de bomaanslag en de bedreigingen ongeloofwaardig, onder andere omdat eiser na de bomaanslag nog maanden in Irak heeft verbleven zonder problemen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, waarbij het terugkeerbesluit naar Irak in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiser om zijn claims met concrete en geloofwaardige bewijsstukken te onderbouwen.