ECLI:NL:RBDHA:2024:19081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
NL24.29801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraakse eiser afgewezen na beoordeling van bedreigingen en bomaanslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die op 5 september 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, werd geconfronteerd met een afwijzing door de minister van Asiel en Migratie op 4 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het afnemen van het gehoor en de inzet van tolken. Eiser stelt dat hij bedreigd werd door de Badr-organisatie vanwege zijn politieke activisme en dat hij doelwit was van een gerichte bomaanslag. De rechtbank concludeert echter dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank acht de verklaringen van eiser over de bomaanslag en de bedreigingen ongeloofwaardig, onder andere omdat eiser na de bomaanslag nog maanden in Irak heeft verbleven zonder problemen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, waarbij het terugkeerbesluit naar Irak in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiser om zijn claims met concrete en geloofwaardige bewijsstukken te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29801

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 5 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987. Eiser stelt dat hij werkzaam was bij de hoge kiescommissie in Irak en dat hij bij de verkiezingen van 2014 bedreigd werd door leden van de paramilitaire groep Badr die eiser ertoe dwongen om de verkiezingsuitslag in hun voordeel te vervalsen. Eiser weigerde dit en stelt dat hij enkele dagen na dit incident gewond raakte bij een op hem gerichte bomaanslag. Eiser is hierna Irak ontvlucht en is via Syrië naar Turkije gegaan waar hij enige jaren heeft verbleven. In Turkije werd eiser politiek actief en deelde hij stukken met journalisten over de situatie in Irak. Na deelname aan een live-uitzending op TikTok over de situatie in Irak heeft eiser bedreigingen ontvangen en is daarop via Griekenland naar Nederland gevlucht.

Wat heeft verweerder besloten?

3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
bedreigingen door de Badr-organisatie;
doelwit van een gerichte bomaanslag;
online actief in een netwerk van politieke activisten;
bedreigingen wegens politiek activisme in Turkije.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser wordt geloofwaardig geacht.
3.2
Ook de verklaringen van eiser dat hij bedreigd werd door leden van de Badr-organisatie en dat hij gedwongen werd om mee te werken aan verkiezingsfraude zijn geloofwaardig geacht.
3.3
Hoewel verweerder gelooft dat eiser gewond geraakt is bij een bomaanslag bij de stemlocatie [locatie] in [plaatsnaam] in 2014, gelooft verweerder niet dat deze aanslag op hem persoonlijk gericht was. Verweerder heeft daartoe aan eiser tegengeworpen dat eiser na deze aanslag nog maanden in [plaatsnaam] verbleven heeft zonder dat de Badr-organisatie hem kwam opzoeken, dat meerdere stemlocaties het doelwit waren van bomaanslagen van extremisten en dat eiser niet zeker weet wie precies de bom geplaatst heeft.
3.4
Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser (anoniem) deelnam in een online netwerk van politiek activisten die o.a. vanuit Turkije actief kritiek leverde op de Iraakse overheid en verschillende documenten deelden.
3.5
Dat eiser bedreigd is vanwege dit politieke activisme in Turkije acht verweerder echter ongeloofwaardig. In dit kader heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat niet goed voorstelbaar is dat eiser de inhoud van de bedreiging naar aanleiding van een door eiser gemaakte vergelijking over de Sjiitische milities in Irak niet kan reproduceren. Ook tegengeworpen is dat eiser na deze bedreiging nog twee jaar probleemloos in Turkije geleefd heeft en dat eiser in die periode nog steeds deelnam aan online uitzendingen met een ander anoniem account. Ook het in persoon ophalen van zijn paspoort bij de Iraakse ambassade in Turkije en de problemen daaromtrent maken niet dat de bedreigingen vanwege politiek activisme naar eiser geloofwaardig worden geacht.
3.6
Nu geloofwaardig is dat eiser deelnam aan politieke discussies op sociale media, maar niet geloofwaardig is geacht dat eiser hierdoor bedreigingen heeft ontvangen, acht verweerder gegronde vrees voor vervolging vanwege politiek activisme niet aannemelijk. Bij deze conclusie is door verweerder betrokken dat eiser geen andere activisten uit het netwerk persoonlijk kent, dat eiser niet actief is bij een politieke organisatie en bij terugkeer naar Irak dit ook niet van plan is te gaan doen, dat eiser altijd met valse en/of anonieme accounts heeft gewerkt en dat eiser zijn politieke activiteiten zich beperkten tot het doorsturen van documenten en commentaar geven bij livestreams.
3.7
Ook een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 EVRM is niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daarbij betrokken dat de bedreigingen die eiser in 2014 van leden van de Badr-organisatie ontving niet dermate ernstig waren en dat niet valt in te zien waarom Badr tien jaar na de gebeurtenissen nog steeds negatieve belangstelling voor eiser heeft. Ook heeft verweerder bij deze beoordeling betrokken dat het niet geloofwaardig geacht wordt dat de bomaanslag op eiser persoonlijk gericht was.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
4.1
Eiser vindt het zeer onzorgvuldig dat op dag 1 van het nader gehoor een tolk is ingezet die een ander Arabische dialect van eiser sprak. Eiser stelt dat hij hierdoor in zijn belangen geschaad is en dat hij ook het gevoel had dat hij onder druk gezet werd door de hoorambtenaar.
4.2
Eiser vindt ook dat verweerder ten onrechte geconcludeerd heeft dat het ongeloofwaardig is dat eiser doelwit was van een gerichte bomaanslag.
4.2.1
Het motief van de Badr-organisatie om eiser geweld aan te doen was immers helder: eiser weigerde om mee te werken aan verkiezingsfraude in hun voordeel. Daarnaast is op grond van het relaas aannemelijk dat de aanslag enkel en alleen op eiser gericht was, nu eiser als laatste aanwezig was op het stembureau en de enige gewonde was bij deze aanslag. De algehele veiligheidssituatie in [plaatsnaam] bij de verkiezingen in 2014, waarbij vele bomaanslagen op stembureaus werden gepleegd doet aan de persoonlijke gerichtheid van de aanslag niet af.
4.2.2
Daarbij mag niet aan eiser worden tegengeworpen dat hij na de aanslag maandenlang zonder problemen in [plaatsnaam] heeft kunnen verblijven, nu eiser in die periode beschermd werd door zijn verblijf in het ziekenhuis en dat verklaart waarom eiser geen bedreigingen heeft ontvangen van Badr in die periode. Ook na tien jaar heeft eiser nog steeds te vrezen voor Badr, omdat zij onvoorspelbaar en niet volgens vaste structuur te werk gaan en zij eiser nog steeds kunnen opsporen. Omdat eiser gedetailleerd en consistent verklaard heeft over het element ‘doelwit van een gerichte bomaanslag’ en zijn relaas ook past binnen de algemene bronnen over het handelen van de Badr-organisatie heeft verweerder dit ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
4.3
De bedreigingen wegens politiek activisme zijn ook ten onrechte ongeloofwaardig geacht door verweerder.
4.3.1
Eiser heeft voldoende concreet verklaard over de inhoud van de bedreiging naar aanleiding van de TikTok-uitzending, nu hij de bewoording en strekking daarvan heeft weergegeven en daarbij komt dat eiser niet alles exact hoeft te weten. Daarnaast is ten onrechte tegengeworpen dat eiser in de periode na de bedreiging in 2020 zonder problemen heeft geleefd in Turkije. Eiser is na deze bedreiging altijd op zijn hoede geweest en moest voorzorgsmaatregelen nemen om te zorgen dat hij veilig was. Zo stond het huurcontract en de energie op naam van zijn vrouw en moest eiser altijd en overal anonieme accounts gebruiken. Niet valt in te zien volgens eiser waarom het nemen van voorzorgsmaatregelen niet aannemelijk maakt dat hij te vrezen had voor bedreigingen.
4.3.2
Ook de problemen rondom het verkrijgen van een paspoort op de ambassade zijn voldoende indicatie dat de Iraakse autoriteiten negatieve belangstelling voor eiser hebben vanwege zijn politieke activisme. Het pas bij de zienswijze noemen van het reisverbod dat hem is opgelegd mag niet aan hem worden tegengeworpen.
4.3.3
In dit kader heeft verweerder tot slot onvoldoende betekenis toegekend aan de overgelegde whatsappberichten en de kopie van het arrestatiebevel. Verweerder mag de inhoud van deze stukken niet zomaar ter zijde leggen met de enkele stelling dat zij van een niet objectieve bron afkomstig zijn en verwijst hierbij naar een uitspraak [1] van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle. Ook mocht verweerder niet zomaar voorbijgaan aan de inhoud van het arrestatiebevel met de enkele stelling dat dit een kopie van het origineel betreft. Eiser verwijst in dit kader naar een arrest [2] van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (afgekort: EHRM), waaruit volgens eiser blijkt dat ook gewicht dient toe te komen aan kopieën van documenten, zij het minder zwaarwegend dan aan originelen, en dat alle bewijsstukken met elkaar in samenhang dienen te worden gewogen. Tot slot heeft verweerder ook ten onrechte en in strijd met de samenwerkingsverplichting geen kennis genomen van een audiobericht waaruit bedreigingen aan het adres van eiser zouden blijken.
4.4
Alles bij elkaar gezien vindt eiser dat hij wel degelijk aannemelijk gemaakt heeft dat hij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Irak. Verweerder heeft deze elementen ten onrechte niet op zwaarwegendheid beoordeeld en had daarbij moeten bekijken of eiser bij voorkomende problemen effectieve bescherming van de autoriteiten kan verkrijgen. Daarbij heeft verweerder ook miskend dat Badr een uitgestrekt netwerk heeft in Irak en eiser kan opsporen. Ook heeft verweerder de bij de zienswijze overgelegde algemene informatie over het monitoren van activisten door milities en de regering in Irak niet betrokken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Tolk en zorgvuldigheid gehoren
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het afnemen van het gehoor en de inzet van de tolken. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat een registertolk Arabisch is ingezet en dat verweerder meerdere malen gevraagd heeft of de tolk goed te verstaan is en dat bij voorkomende problemen deze meteen gemeld moeten worden. Dat eiser hier geen gebruik van heeft gemaakt en pas achteraf heeft aangegeven dat hij de tolk af en toe niet goed begreep vanwege een ander dialect Arabisch, dient daarbij voor eigen rekening en risico van eiser te komen. Het is aan eiser zelf - en niet aan verweerder - om te beoordelen of hij alles goed begrijpt en of hij in staat is hij het gehoor goed kan volgen. Daarin mag verweerder ook enige assertiviteit van eiser verwachten, waarbij eiser tijdig aangeeft of het gehoor niet goed loopt of als er misverstanden ontstaan. Als eiser dit aangeeft dient de hoorambtenaar hier meteen op te reageren en desnoods het gehoor op een later moment voortzetten, om problemen te voorkomen die achteraf simpelweg niet meer gecorrigeerd kunnen worden. Nu uit het verslag van het nader gehoor niet gebleken is dat eiser tijdens het gehoor problemen heeft ondervonden vanwege de tolk en het gevoel van onder druk gezet worden door de hoorambtenaar niet nader met argumenten kan duiden, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij door de gestelde onzorgvuldige gang van zaken tijdens het gehoor in zijn belangen is geschaad.
Doelwit van gerichte bomaanslag
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiser doelwit was van een op hem gerichte bomaanslag bij het stembureau. Verweerder heeft in die conclusie mogen betrekken dat uit openbare bronnen blijkt dat bij de verkiezingen van 2014 in [plaatsnaam] bij verschillende stembureaus bomaanslagen hebben plaatsgevonden. Gelet op het willekeurige karakter van deze bomaanslagen mocht verweerder van eiser verwachten dat hij specifieker kan maken waarom hij vermoedt dat de aanslag waar hij gewond bij geraakt is specifiek op hem gericht was. Verweerder mocht gelet hierop aan eiser tegenwerpen dat eiser niet weet wie er achter de bomaanslag gezeten heeft en dat eiser slechts vermoedt dat Badr een aanslag op hem gericht heeft. Niet uit openbare bronnen is gebleken namelijk dat Badr achter deze aanslag zat en dit is verder ook niet met verklaringen of argumenten aannemelijk gemaakt door eiser. Het enkele vermoeden dat Badr achter deze aanslag zat is onvoldoende om aannemelijk te achten dat er sprake was van een op eiser gerichte aanslag, temeer nu niet duidelijk is of Badr überhaupt betrokken geweest is bij aanslagen in [plaatsnaam] tijdens de verkiezingen in 2014. Dat eiser in de periode tussen de bomaanslag en de val van [plaatsnaam] op 10 juni 2014 geen problemen meer met Badr heeft ondervonden, al dan niet vanwege verblijf in een ziekenhuis, doet aan het voorgaande niet af.
Bedreigingen wegens politiek activisme
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor bedreigingen vanwege zijn politieke activisme. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser verklaard heeft dat hij altijd met anonieme of pseudonieme accounts gewerkt heeft, dat hij zich nooit heeft aangesloten bij een specifieke groepering en dat zijn activiteiten zich beperkten tot het geven van commentaren en het doorsturen van documenten. Daarbij valt niet in te zien waarom eiser na de gestelde bedreiging – ook met voorzorgsmaatregelen en extra op de hoede zijn - nog twee jaar probleemloos heeft kunnen leven in Turkije. Het ontbreken van dergelijke problemen doet af aan de geloofwaardigheid van de vrees voor bedreiging vanwege politiek activisme, zeker nu eiser ook verklaard heeft dat hij in de tussentijd via andere anonieme of pseudonieme accounts nog online politieke activiteiten heeft ondernomen.
5.4
Daarbij heeft verweerder het ongerijmd mogen vinden dat eiser zich in november 2022 zelfstandig meldt bij de Iraakse ambassade, terwijl uit het overgelegde stuk uit februari 2022 blijkt dat aan hem een arrestatiebevel is uitgereikt namens het nationale veiligheidsapparaat. Verweerder heeft in dit kader mogen tegenwerpen dat niet valt in te zien dat eiser bij de gestelde negatieve belangstelling van de autoriteiten alsnog naar de Iraakse ambassade ging en daar niet is opgepakt en enkel volstaan is met de initiële weigering om een paspoort te verstrekken. Ook mocht in dit kader aan eiser worden tegengeworpen dat de overgelegde whatsappberichten tussen eiser en [naam] in de eerste plaats niet in chronologische volgorde staan en daarom geen sluitend inzicht kunnen bieden in de gestelde problemen op de ambassade. Nog los daarvan, ook als de inhoud van deze berichten wordt betrokken in de beoordeling, dan mocht verweerder concluderen dat daarmee de gestelde ongerijmdheden nog niet zijn weggenomen, nu zijn vriend [naam] volgens de vertaling van deze berichten juist lijkt te stellen dat de gevraagde documenten verkregen zijn en niet, zoals eiser in de gehoren stelt, dat daarmee problemen waren.
5.5
De verwijzingen naar de uitspraak van de zittingsplaats Zwolle en het arrest van het EHRM maken dit oordeel hier niet anders. Verweerder heeft de inhoud van de overgelegde chatberichten en het arrestatiebevel - ondanks het niet kunnen onderzoeken van de echtheid daarvan - namelijk wel degelijk betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bedreigingen en ook afgezet tegen de andere informatie uit het dossier. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit, gericht op vertrek naar Irak, met een vertrektermijn van vier weken blijft in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 29 juli 2020, zaaknummer NL18.24956, niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
2.Arrest