ECLI:NL:RBDHA:2024:19077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
NL24.34201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met LHBT-gerelateerde problemen

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 8 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 9 oktober 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen. De rechtbank beoordeelt de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, die stelt problemen te hebben ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid in Nigeria. Verweerder heeft de seksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig geacht, omdat zijn verklaringen inconsistent en onvoldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft verklaard dat hij in Nigeria is mishandeld en verbannen vanwege zijn geaardheid, maar verweerder vindt dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn ervaringen en gevoelens. De rechtbank concludeert dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de asielrelaas van eiser op essentiële onderdelen ongeloofwaardig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het terugkeerbesluit naar Nigeria blijft in stand. De rechtbank wijst ook op een proceskostenveroordeling van €437,50 voor de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34201

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. O.C. Bondam),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 10 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht van afmelding niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft verklaard in 2015 Nigeria te zijn ontvlucht en vervolgens via Libië naar het grondgebied van de Europese Unie te zijn gereisd. Eiser heeft achtereenvolgens in 2016 in Italië asiel aangevraagd, in 2020 in Frankrijk en in 2022 wederom in Italië. Omdat geen claimverzoek is ingediend, is zijn asielaanvraag in de nationale procedure opgenomen.
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria problemen heeft gehad vanwege zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft verklaard dat hij in Nigeria een relatie met [naam 1] had en dat hij twee keer met hem betrapt is door zijn oom. Eiser is bij de tweede betrapping door mensen in het dorp mishandeld en vervolgens uit het dorp verbannen. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser om vermoord te worden.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
seksuele gerichtheid en daaruit voortvloeiende problemen.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft de gestelde seksuele gerichtheid van eiser en de problemen die hij daarmee stelt te hebben ondervonden niet geloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel worden geacht en dat eiser onvoldoende uitgebreid heeft kunnen verklaren over zijn ervaringen en gevoelens. Volgens verweerder mag dat van eiser wel worden verwacht, gelet op zijn referentiekader en het afgegeven MediFirst-rapport.
3.3
Zo heeft verweerder tegengeworpen dat eiser summier, oppervlakkig en tegenstrijdig verklaard heeft over de bewustwording van zijn seksuele gerichtheid, de gevoelens die hij had voor [naam 1] en het praten met [naam 1] over homoseksualiteit. Hiermee heeft eiser onvoldoende inzicht verschaft in zijn belevingswereld en zijn persoonlijke gedachtes en gevoelens ten aanzien van zijn seksuele gerichtheid. Verweerder heeft het daarnaast tegenstrijdig geacht dat eiser eerst niet wist wat hij moest met zijn gevoelens en een herbalist bezocht die hem zou genezen van zijn “zonde”, terwijl eiser later heeft verklaard dat hij zich bij ontdekking van zijn seksuele gerichtheid goed en blij voelde.
3.4
Ook heeft verweerder tegengeworpen dat de verklaringen van eiser over zijn relaties met [naam 1] en [naam 2] oppervlakkig en summier van aard zijn. Zo heeft verweerder geconcludeerd dat eiser wisselend heeft verklaard over hoe en om welke reden de relatie met [naam 1] is geëindigd, waar zij samen zijn heen gereisd, waar hun wegen zijn gescheiden en of zij elkaar na het einde van de relatie nogmaals hebben ontmoet. Ten aanzien van de relatie met [naam 2] in Frankrijk heeft verweerder tegengeworpen dat eiser enkel summier en oppervlakkig hierover verklaard heeft. Zo is tegengeworpen dat eiser de achternaam van [naam 2] niet weet, terwijl zij twee jaar een relatie zouden hebben gehad, dat eiser geen specifieke herinnering kan benoemen over zijn relatie met [naam 2] en dat eiser enkel kan verklaren dat zij goede tijden hebben meegemaakt en dat [naam 2] een goed persoon was.
3.5
Ten aanzien van de kennis van eiser over de LHBTI-gemeenschap in Nigeria heeft verweerder geconcludeerd dat deze summier wordt geacht. Zo heeft eiser verklaard dat hij in zijn algemeenheid wist dat homoseksualiteit in Nigeria verboden is, maar dat hij niet op de hoogte was van specifieke wetgeving over lhbti in Nigeria. Ook is tegengeworpen dat eiser algemene en oppervlakkige antwoorden gaf op de vragen wat hij van de lhbti-situatie in Nigeria vindt. Verweerder heeft ook geconcludeerd dat eiser vrijwel geen kennis heeft van LHBTI-organisaties in Nederland.
3.6
Tot slot heeft verweerder de gestelde problemen van eiser vanwege zijn seksuele gerichtheid vaag, ongerijmd en wisselend geacht. Zo wordt het door verweerder ongerijmd geacht dat eiser zijn relatie met [naam 1] twee jaar geheim heeft kunnen houden, ondanks de betrapping door zijn oom en dat ook ongerijmd is dat eiser geen voorzorgsmaatregelen nam tegen de gestelde controles van zijn oom, die ook een sleutel van het huis had. Tot slot is door verweerder tegengeworpen dat eiser wisselend verklaard heeft over het vonnis van de Chief en de verbanning uit het dorp.
3.7
Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft verweerder geconcludeerd dat de gestelde seksuele gerichtheid van eiser en de problemen die hij daardoor heeft ondervonden ongeloofwaardig zijn. Omdat de enkele geloofwaardig geachte Nigeriaanse identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet zelfstandig leidt tot de conclusie dat sprake is van gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
3.8
Bij de afwijzing van de asielaanvraag is een terugkeerbesluit gericht op onmiddellijk vertrek naar Nigeria opgelegd. Ook het eerdere door de Italiaanse autoriteiten aan eiser opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar is gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt in beroep dat deze met vooringenomenheid is genomen. Eiser stelt dat zijn verklaringen uit zijn verband zijn gerukt en vervolgens in zijn nadeel zijn uitgelegd. Ook voert eiser aan dat verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen.
4.1
Zo is het ten eerste niet tegenstrijdig, maar getuigt het juist van een persoonlijke ontwikkeling, dat eiser eerst worstelde met schaamtegevoelens en dat hij zich na het accepteren van zijn geaardheid goed en blij voelde. Verweerder heeft miskend dat dergelijke gevoelens zich over de tijd kunnen ontwikkelen.
4.2
Ten tweede heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd tegengeworpen dat het tegenstrijdig is dat eiser en [naam 1] na het scheiden van hun wegen in [plaatsnaam] elkaar in Libië nogmaals ontmoet hebben. Eiser heeft hierin consequent verklaard en vast staat dat [naam 1] en eiser elkaar na de ontmoeting in Libië nooit meer hebben gezien.
4.3
Ten derde heeft eiser aangevoerd dat het goed verenigbaar met elkaar is dat eiser eerst door de chief uit het dorp verbannen is en dat hem daarna verteld werd dat hij bij terugkeer gedood zou worden. Omdat verweerder op deze drie punten ten onrechte heeft tegengeworpen dat sprake is van tegenstrijdige of wisselende verklaringen, heeft verweerder zijn besluitvorming ondeugdelijk gemotiveerd.
5. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde seksuele gerichtheid van eiser en zijn problemen daarmee ongeloofwaardig worden geacht. Zo heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser weinig tot geen inzicht heeft kunnen geven in de ontdekking en bewustwording van zijn seksuele gerichtheid. Verweerder heeft daarbij mogen tegenwerpen dat eiser ontwijkend heeft verklaard over de bewustwording en acceptatie van zijn gevoelens, nu eiser in antwoord op de daarop gerichte vragen meermaals heeft geantwoord dat hij vreest voor zijn oom en vader vanwege zijn “zonde. Ook heeft verweerder het wisselend en ongerijmd mogen achten dat eiser eerst verklaart [1] dat hij na de ontdekking van zijn gevoelens een herbalist heeft opgezocht vanwege zijn “zonde”, terwijl hij later verklaart [2] dat hij veel blijdschap ervoer op dat moment. Verweerder heeft met deze tegenwerping niet miskend dat eiser een ontwikkeling kan doormaken in zijn gevoelens. Verweerder heeft namelijk enkel tegengeworpen dat eiser desgevraagd wisselende antwoorden heeft gegeven op vragen over zijn gevoelens op het moment van ontdekking en uiting van zijn geaardheid. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe deze ontwikkeling in zijn gevoelens heeft plaatsgevonden.
6.2
Ook de verklaringen over het afscheid van [naam 1] heeft verweerder ongerijmd en wisselend mogen achten, nu eiser eerst verklaard [3] heeft dat zij afscheid genomen hebben in [plaatsnaam] en vervolgens verklaard [4] is dat zij samen naar Libië zijn gereisd en dat hij [naam 1] uit het oog verloren is tijdens de oversteek op de Middellandse Zee. Dat eiser stelt dat hij en [naam 1] elkaar na het einde van de relatie nogmaals zijn tegengekomen in Libië, neemt deze ongerijmdheid niet weg, nu dit geen verklaring geeft voor de wisselende antwoorden op de vraag wanneer [naam 1] en eiser elkaar voor het laatst zagen. Verweerder mocht daarom concluderen dat eiser onvoldoende inzicht geboden heeft in zijn relatie met [naam 1] als aspect van het thema ‘priveleven’ van de LHBTI werkinstructie 2019/17.
6.3
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat de tegenwerpingen ten aanzien van de verklaringen van eiser over de verbanning uit het dorp en de daarop volgende doodsbedreigingen komen te vervallen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder – ondanks het vervallen van deze tegenwerping – mocht concluderen dat de tegenwerpingen die blijven staan afbreuk doen aan de integrale geloofwaardigheid van eiser zijn asielrelaas. Hoewel verweerder erkend heeft dat het bestreden besluit een onzorgvuldigheid kent, is niet gebleken dat eiser door dit gebrek in zijn belangen geschaad is. Het vervallen van deze tegenwerping maakt het eindoordeel van de rechtbank namelijk niet anders. De rechtbank zal dit gebrek dan ook met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren.
6.4
Alles bij elkaar in samenhang gezien heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn asielrelaas op essentiële onderdelen ongeloofwaardig is. Ook de door eiser gestelde vooringenomenheid van verweerder is niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit gericht op onmiddellijk vertrek naar Nigeria en het inreisverbod voor de duur van twee jaar blijven in stand.
8. Nu het gebrek in het bestreden besluit gepasseerd wordt met artikel 6:22 van de Awb en verweerder met de toelichting ter zitting tegemoet gekomen is aan één van de beroepsgronden van eiser, bestaat in beginsel aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Dit bedrag wordt door de rechtbank vastgesteld op €437,50 (1 punt voor het beroepschrift, met een waarde van €875,- per punt, wegingsfactor 0,5). Omdat de ingediende beroepsgronden zeer summier zijn en slechts één van de acht tegenwerpingen is vervallen door het beroep, acht de rechtbank dit gebrek licht van gewicht en wordt voor de berekening van de proceskosten een wegingsfactor 0,5 toegepast.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verslag nader gehoor, pagina 9.
2.Verslag nader gehoor, pagina 14.
3.Verslag nader gehoor, pagina 12.
4.Verslag nader gehoor, pagina 36.